/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2020%2F09%2FAShEhit8fwXLZ31599058450.png)
Dag met meeste hoogtemeters (191 kilometer)
Het is klimmen geblazen! Liefst 4400 hoogtemeters krijgen de renners voor de kiezen in het Centraal Massief. Het is een etappe om de knuppel in het hoenderhok te gooien en de zwakke broeders pijn te doen. Zowel de minder sterke klassementsrenners als de klimmers van wie de ploeg niet al te sterk is. De eerste serieuze beklimming van de dag is de Col de Ceyssat. Met een gemiddeld stijgingspercentage van 5,9 procent over 11,8 kilometer niet superzwaar, maar moeilijk genoeg om te voelen hoe de benen zijn die dag.
Vervolgens gaat het de hele tijd op en af en is het als klassementsrenner noodzaak om te kunnen vertrouwen op goede helpers. Na de Côte de la Stèle (7,1 kilometer à 5,5 procent) wacht het zwaartepunt van de etappe. Vanaf zo’n dertig kilometer van het einde begint het al omhoog te lopen, maar vooral de laatste vijftien kilometer zijn loodzwaar. De slotklim kan in tweeën worden opgedeeld. Eerst bedwingen de renners de Col de Neronne (3,8 kilometer à 9,1 procent). Na een kort plateau wacht tenslotte de Pur Mary, die 5,4 kilometer is en aan acht procent omhoogloopt. Vooral de laatste 2,5 kilometer zijn loodzwaar, want die kennen stroken van gemiddeld elf procent. Een echte etappe voor de klauteraars dus.
Kanshebbers
Miguel Ángel López, Julian Alaphilippe, Primož Roglič, Tadej Pogačar, Richard Carapaz.
Feitje
Geminiani won tweemaal het bergklassement in de Giro d’Italia (zie verhaal hieronder)
Historie
Clermont-Ferrand geldt als de hoofdstad van de Auvergne. Uit het huidige peloton is hardrijder Rémi Cavagna van Deceuninck-Quick Step de bekendste renner uit de 150.000 inwoners tellende stad. Cavagna treedt daarmee in de voetsporen van een illustere voorganger: Raphaël Geminiani. Geminiani, geboren in 1925, won in totaal zeven etappes in de Tour de France, bracht in 1951 de bollentrui naar Parijs en stond twee keer op het eindpodium. Vooral in 1958 was Geminiani dicht bij de eindzege, maar verloor hij in de 21ste van 24 etappes bijna een kwartier op Charly Gaul, die daarmee de basis legde voor de eindzege.
Na die etappe was Geminiani woedend en noemde hij landgenoot en drievoudig-tourwinnaar Louison Bobet een Judas, omdat hij niet wilde meewerken in de achtervolging op de Luxemburger. Dat Geminiani in eerdere jaren ook niet voor Bobet wilde werken, vergat hij voor het gemak even.
Zijn rappe tong en sluwe streken maakte van Geminiani na zijn loopbaan een gewaardeerd ploegleider. Hij staat vooral bekend als de ploegleider van Jacques Anquetil. Geminiani schuwde het niet om het grijze gebied op te zoeken. Zo liet hij in 1963 een mecanicien het derailleur van Anquetil doorknippen, zodat zijn renner zijn fiets mocht wisselen. Door deze truc kon Anquetil met een extra lichte fiets klimmen en wist hij op het tandvlees Federico Bahamontes te volgen.
- Cor Vos