Interview Anna van der Breggen: 'Olympische tijdrit is een doel, maar niet om dat hij ontbreekt'

2020 kon niet veel beter voor Anna van der Breggen. Ze won van alles, maar de wereldtitels op de weg en tegen de klok springen er natuurlijk het meest uit. Volgend jaar, in haar laatste seizoen, wil ze nog een keer schitteren op de Spelen. Daarna volgt het ploegleiderschap. We blikken met haar vooruit!

Interview Anna van der Breggen: 'Olympische tijdrit is een doel, maar niet om dat hij ontbreekt'

Twee wereldtitels, een Europese titel tegen de klok, het NK op de Weg, de Waalse Pijl, de Giro Rosa... De lijst met grote wedstrijden die Anna van der Breggen dit jaar won is indrukwekkend. Ze vertelt ons over het afgelopen voorjaar, toen er niet gekoerst werd en ze langer thuis was dan ze ooit was als wielrenster. Een periode waarin ze het niet moeilijk vond om te blijven trainen. Ze had nu juist alle tijd om goed op haar tijdritfiets te trainen en te werken aan haar positie, vertelt ze. Want wat ons opviel op het door haar gewonnen WK tijdrijden is dat Van der Breggen een andere fietspositie had ten opzichte van vorige seizoenen en dat ze ook een op maat gemaakt ligstuur had, zoals je die bij veel toppers ziet tegenwoordig. “Ja, dat klopt en dat was ook wel een beetje spannend", vertelt ze daarover. "In een periode met wedstrijden kun je wel bezig gaan met een nieuwe positie, maar dan moet het eigenlijk meteen goed zijn. Die stress was er nu niet, want we hadden alle tijd om opnieuw te beginnen, dingen te proberen en aan te passen. Normaal is daar veel minder tijd voor. Op die manier heb ik eigenlijk voor het eerst ook veel uren op de tijdritfiets gemaakt. Op die manier leer je ook veel beter op je op die fiets trainen en ik ben er ook veel lekkerder op gaan zitten. Dat maakte vervolgens de volgende trainingen ook weer veel leuker om te doen.”

Haal je ook motivatie uit zoiets op dat moment? Iets om je in vast te bijten?

“Ja, dat denk ik wel. Voor mij was het ook een doel en ik had echt de motivatie om dat op te pakken en voor mekaar te krijgen. Het was voor mij eigenlijk altijd wel een beetje een frustratiepuntje. Ik wist wel dat ik goed kon tijdrijden, alleen was het altijd een opgave om die trainingen te doen. Ik voelde wel dat ik niet helemaal lekker zat en dat het beter kon. Het lukte nu om dat op te lossen. Natuurlijk motiveert dat dan super om weer meer je best te doen en er mee aan de slag te gaan."

Het heeft uiteindelijk ook wel gerendeerd.

“Ja, dat was natuurlijk supertof. Ik steek er zoveel tijd in, maar heb nog nooit echt een titel gewonnen op de tijdrit, op een Nederlands kampioenschap na. Dat was wel een uitschieter toen, maar verder was het altijd net niet. Ik zat wel op het punt waarop ik hoopte dat die veranderingen wat gingen doen, want het frustreerde me wel. Tweede worden was immers wel een beetje waar ik aan gewend raakte. De trainingen die ik er voor deed zijn goed te combineren met de wegwedstrijden, dus het was nooit verspilde moeite.”

Vreugde wanneer duidelijk is dat de titel binnen is.

Even vooruitkijkend naar volgend jaar. Als we het dan nog hebben over een leemte op je palmares komen we op de Olympische tijdrit uit. Wordt dat je grote doel?

“Ja, maar dat is niet omdat ‘ie nog ontbreekt. Dat is meer om wat ik nu op de tijdritfiets heb gedaan en dat ik nu gewoon merk dat dat goed gaat. Daarom heb ik er dit voorjaar ook aan gewerkt. Niet alleen voor het WK, maar ook voor de Spelen. Er zijn gewoon twee kansen op de Spelen en je moet vol voor beide gaan, zeker als het elkaar niet bijt. Ik was derde in Rio, maar ik had die tijdrit veel beter kunnen voorbereiden. Ik was nog jong en had er daarom minder aan gedaan, maar het had wel beter gekund. Het lijkt me ontzettend tof om beter te doen in Tokio.”

Wat voor dingen kunnen dan beter?

“Eigenlijk de hele voorbereiding. Ik had al goud op de wegrit en de voorbereiding op de dag zelf was niet goed. Het zit in hele kleine dingetjes. Ik had het parkoers niet goed verkend en m’n helm besloeg in de afdaling. Je hebt daar spul voor, wat je op het vizier kunt smeren, maar dat was ik vergeten. Gewoon niet aan gedacht. Ik werkte toen niet met lijstjes, nu doe ik dat wel. In de afdaling besloeg m’n helm en ik zag heel weinig. Dat kost gewoon secondes. Ik had ook niet genoeg op de tijdritfiets getraind. Uiteindelijk zat ik maar op 15 seconden van Armstrong. Aan de ene kant was ik trots op die medaille, maar het was ook dubbel want er had meer ingezeten.”

Na volgend jaar stap je in de ploegleidersauto. Hoe bereid je je daar op voor en ben je daar überhaupt al mee bezig?

“Ik denk gewoon vooral door om je heen te kijken. Ik vind het interessant om te kijken hoe de ploegleiders het doen en wat ze moeten doen. Ik vraag nu ook veel vaker aan onze ploegleider Danny Stam wat hij heeft gedaan voor een wedstrijd. Ook moet ik een UCI-cursus doen. Maar denk ook maar aan alle regels. Als renster maak ik me niet zo druk om wat wel en niet mag dat laat ik aan m’n ploegleider over. Straks moet ik dat dus allemaal wel weten. Ik denk dat je er onbewust wel meer mee bezig bent. Daarom hoop ik dat Parijs-Roubaix doorgaat, zodat ik de koers vanuit de rol van ploegleider kan meemaken. Hoe ga je het leren om ploegleider te worden en wat is een goede ploegleider? Over dat soort dingen denk ik wel na.”

Het is wel iets meer dan de mechanieker rondrijden dus?
“Ja, dat denk ik wel ja. Er zitten zoveel aspecten. Dat leer je denk ik pas op het moment dat je er echt in verdiept en dat ben ik nu aan het doen. Het verschilt ook per ploeg. Als ik kijk hoe het bij ons gaat... Danny Stam deed alles alleen omdat onze Amerikaanse ploegleider er nu niet is. Denk dan aan transport en logistiek, dingen voor volgend jaar regelen, hotels, de wedstrijd op zich. Tel dat maar bij elkaar op… En je bent ook de verbindende factor tussen rensters en trainers. Planning is niet mijn grootste talent, dat weet ik wel (lacht). Maar waar ik echt goed in ben en waar ik in moet bijleren, dat is wel iets om over na te denken.”

“Ik leef dit topsportersleven al jaren, het moment dat je beseft dat je er mee gaat stoppen is best wel spannend. Alles wat je gewend bent om te doen en wat je jarenlang gedaan hebt is er niet meer. Het laatste wat ik wil is thuiszitten en niet weten wat ik wil doen. Dat zou echt jammer zijn. Als topsporter is de kans dat je na je carrière iets vindt natuurlijk wel groot, maar je moet wel concreet iets doen om te kijken wat je nou echt wil. Het was daarom ook fijn om hier voor te kiezen, zodat ik weet dat ik iets heb wanneer ik stop. Dat geeft een beetje rust wanneer ik m’n laatste jaar in ga. Ik weet wat het volgende is. Ik vind het superleuk, maar ook geruststellend.”

Het podium van het WK tijdrijden 2020.
Vrouwen
  • Cor Vos