/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F07%2FrzPlghIWelu6sM1751373934.jpg)
De parkoersbouwers van de Tour de France hebben weer een prachtige ronde in elkaar geknutseld. Met vijf loodzware bergetappes, een klimtijdrit, een vlakke tijdrit en tal van explosieve finales belooft het een spectaculaire Tour te worden. Dat de sprinters hiervoor de rekening betalen, nemen we op de koop toe.
Etappe 1 (zaterdag 5 juli): Lille - Lille

De Tour begint dit jaar met een uitgelezen kans voor sprinters om de eerste gele trui te bemachigen. De eerste rit start en finisht in Lille en is bijna 185 kilometer lang. Onderweg zijn er drie beklimmingen van de vierde categorie. De laatste ligt op 45 kilometer van het einde.
Niets lijkt een massasprint in de weg te staan in Noord-Frankrijk. Toch is het altijd weer oppassen wanneer de Tour de France begint met een vlakke etappe. De hectiek op dag één is traditioneel groot en in zulke ritten wil iedere ploeg in de finale van voren zitten. Massale valpartijen liggen op de loer!
Etappe 2 (zondag 6 juli): Lauqin-Planque - Boulogne-sur-Mer

Op dag twee krijgen we opnieuw een hectische finale, maar dan eentje voor de mannen met buskruit in de benen. De etappe gaat in 209 kilometer van Lauwin-Planque naar Boulogne-sur-Mer en eindigt met drie korte klimmetjes in de laatste dertig kilometer. Daarvan liggen de laatste twee in de laatste tien kilometer. Als klap op de vuurpijl gaat het in de laatste rechte lijn ook nog heuvelop.
Een geweldige kans voor types als Mathieu van der Poel om toe te slaan. Aangezien er op dag twee zeer waarschijnlijk een compleet peloton aan de finish komt, hebben we hier nog geen tijdsverschillen. De ritwinnaar in Boulogne-sur-Mer maakt dus grote kans om ook de gele trui te veroveren.
Etappe 3 (maandag 7 juli): Valenciennes - Dunkerque

De laatste etappe die officieel toebehoort aan het Noord-Franse Grand Départ gaat van Valenciennes naar Dunkerque. De rit is 178 kilometer lang en kent de Mont Cassel (vierde categorie) op ruim 30 kilometer van de meet als enige spektakel. Een tweede kans voor de sprinters dus. Al is het wel oppassen in de finale, want het klimmetje gaat het over open wegen richting de kust.
En dus is er kans op waaiers, mits de wind gunstig staat. Idealiter komt de wind schuin van achteren. Is dat het geval, dan krijgen we een razendsnelle en boeiende finale. Is dat niet het geval, dan maken we ons op voor een koninklijke massasprint in de straten van Duinkerke.
Etappe 4 (dinsdag 8 juli): Amiens - Rouen

Vanuit Amiens gaan we in rit vier in zuidoostelijke richting naar Rouen. Daar wacht een ontzettend boeiende finale. In totaal komen de renners vijf gecategoriseerde beklimmingen in de laatste 50 kilometer tegen. De eerste is de Côte de Jacques Anquetil (vierde categorie). Daarna duurt het even en krijgen we nog de tussensprint, maar daarna volgt een ware achtbaan van een finale...
Die begint met een heuvel van de derde categorie op een kleine 30 kilometer van de finish. Daarna volgen twee klimmetjes van de vierde categorie, met meteen daarna het hoofdmaal van de dag: de Rampe Saint-Hilaire. Dat is een helling van slechts 800 meter, maar met een gemiddelde stijging van 10,6 procent! Tot slot gaat het in Rouen ook nog lichtjes omhoog tot de finish. Opnieuw een Van der Poel-finale dus!
Etappe 5 (woensdag 9 juli): Caen - Caen

In de explosieve finales zullen de klassementsrenners zich al flink roeren, maar de tijdrit op dag vijf is toch echt de belangrijskte afspraak in week één. De rit tegen de klok in en rond Caen is 33 kilometer lang en nagenoeg volledig vlak. Er zitten her en der wel wat hellende stroken in het parkoers, maar dat mag geen naam hebben.
We hebben in de Dauphiné gezien dat een vlakke tijdrit als dit voor grote verschillen kan zorgen bij de grote drie. Remco Evenepoel won daarin veel tijd op Tadej Pogacar, die ook veel verloor ten opzichte van Jonas Vingegaard. Dit is voor de twee uitdagers dus dé dag waarop ze de Sloveen op achterstand kunnen zetten.
Etappe 6 (donderdag 10 juli): Bayeux - Vire Normandie

Doen we het daags na de tijdrit even een dagje rustig aan? Nee hoor, integendeel. De renners krijgen in Normandië een bijzonder lastige etappe voor de kiezen - met ruim 3.500 hoogtemeters. Het gaat in iets meer dan 200 kilometer van Bayeux naar Vire, met onderweg vijf beklimmingen van de derde categorie en eentje van de vierde. De klimmetjes liggen mooi verspreid over het parkoers, maar daar tussenin is het zelden volledig vlak.
De finale begint met de Côte de Saint-Michel-de-Montjoie (3,7 kilometer à 4,5%) op dertig kilometer van de finish. Maar in de diepe finale zal het pas echt exploderen. Het laatste pukkeltje van de dag ligt namelijk in de laatste vijf kilometer: de 1,2 kilometer lange Côte de Vaudry. Op de top is het nog 4 kilometer tot de finish. Het gaat eerst naar beneden, maar richting de aankomst weer omhoog voor een oplopende sprint. Spektakel gegarandeerd!
Etappe 7 (vrijdag 11 juli): Saint-Malo - Mûr-de-Bretagne

Op dag zeven komen we op bekend terrein. De etappe finisht namelijk op Mûr-de-Bretagne. Dat is in het tijdperk van Tourdirecteur Christian Prudhomme uitgegroeid tot een ware Tourklassieker. De finale van dit jaar is nagenog gelijk aan die van 2021, toen Mathieu van der Poel er zijn meest emotionele overwinning ooit boekte.
Ook nu bekimmen de renners de slotklim twee keer. De eerste keer via het gelijknamige dorp, waarna de top op een kleine 16 kilometer van de finish ligt. Hierna volgt in Saint-Mayeux nog een klein knikje, waarna het daalen is tot de voet van de tweede en laatste passage. Nog even de cijfers van de Mûr-de-Bretagne-klim: 2 kilometer aan gemiddeld 6,9 procent (derde categorie).
Etappe 8 (zaterdag 12 juli): Saint-Méen-le-Grand - Laval

Na al die explosieve finales en een tijdrit is het in het weekend eindelijk weer eens tijd om te sprinten. Dat doen we in rit acht na een 171 kilometer lange etappe in Laval. Onderweg ligt één klimmetje van de vierde categorie. Die ligt op minder dan twintig kilometer van het einde, maar is slechts 900 meter lang. Dat is bij lange na niet zwaar genoeg om de sprinters in verlegenheid te brengen.
Dat geldt voor sommige sprinters wel als ze de aankomst in Laval bestuderen. Die is namelijk niet vlak, maar loopt lichtjes heuvelop. De laatste anderhalve kilometer gaat het aan zo'n drie procent gemiddeld omhoog. Dit wordt dus een atypische sprint, vergelijkbaar met die van vorig jaar in Limoges. Daar was Biniam Girmay een maatje te groot ten opzichte van Jasper Philipsen.
Etappe 9 (zondag 13 juli): Chinon - Châteauroux

Na de oplopende aankomst in Laval volgt in rit negen een vlakke aankomst in Châteauroux. Maar ook hier liggen mogelijke obstakels op weg naar een massasprint. De regio waarin we fietsen staat namelijk in de Tour bekend om de vele open wegen. Hier kan het dus flink spoken als de wind gunstig staat.
De organisatie heeft ook haar best gedaan om de kans op waaiers zo groot mogelijk te maken. Het parkoers verandert in de laatste 50 kilometer namelijk regelmatig van richting. Als er dus een windje staat, zal de hectiek groot zijn in het peloton. Verder is de etappe biljartvlak. Dit is de enige rit-in-lijn zonder gecategoriseerde beklimming.
Etappe 10 (maandag 14 juli): Ennezat - Le Mont-Dore

Geen rustdag op de maandag na de eerste week? Nee, natuurlijk niet... het is Quatorze Juillet! En dat viert de Tour met een loodzware etappe door het Central-Massif. De beklimmingen zijn hier nog niet van het kaliber Alpen of Pyreneeën, maar deze rit kan heel wat teweegbrengen. Over een afstand van 165 kilometer moeten de renners acht beklimmingen bedwingen bijna 4.500 hoogtemeters versmachten.
Van die acht klimmetjes zijn er maar liefst zeven van de tweede categorie. Het meest interessant is het tweeluik in de finale. Dat begint met de Col de la Croix Saint-Robert (5,1 kiometer aan 6,4 procent). Die start op zo'n 16 kilometer van de finish. Na de top volgt een snelle duik, om daarna meteen de slotklim aan te vangen. Op weg naar Le Mont-Dore gaat het voor 3,3 kilometer omhoog aan gemiddeld acht procent. Erg lastig dus!
Etappe 11 (woensdag 16 juli): Toulouse - Toulouse

Daags na de rustdag in Toulouse wordt er in en rond diezelfde stad de elfde etappe verreden. Aan de vooravond van een driedaagse door de Pyreneeën zou je dan een vlakke rit verwachten, maar niets is minder waar. Het wordt een kort en explosief ritje. De afstand bedraagt een klein 157 kilometer en er liggen vijf gecategoriseerde hellingen op het parkoers. Echter, dat hadden er veel meer kunnen zijn, want in het tweede deel van de rit gaat het continu op en af.
De beklimmingen zijn nooit lang, maar wel steil. De laatste is de grote uitsmijter van de dag. Die heet de Côte de Pech David en is slechts 800 meter lang. Maar dan wel tegen 12,4 procent gemiddeld. Als er al geen vuurwerk was in deze etappe, dan komt het daar wel. Hierna is het nog minder dan tien kilometer tot de streep, dus een grote massasprint zullen we hier niet gaan zien.
Etappe 12 (donderdag 17 juli): Auch - Hautacam

Daar zijn we dan, de eerste echte bergetappe! Die gaat dit jaar van Auch naar Hautacam over een afstand van 180,6 kilometer. Deze Pyreneeënrit kent een aanloop die we inmiddels gewoon zijn in de Tour. Eerst heel lang vlak (met één pukkeltje van de vierde categorie) en dan een paar zware klimmen. De aanloopfase in deze rit is ruim 120 kilometer lang. Dan zijn we aan de voet van de Col du Soulor, waar deel twee van de Tour begint.
Met de Soulor hebben we meteen een zware jongen beet. Deze Pyreneeën-klim is bijna 12 kilometer lang aan ruim 7 procent. Hierna volgt de Col de Borderères (tweede categorie), waarna de rennrs afdalen richting de voet van de gevreesde Hautacam. Daarmee eindigt de eerste bergetappe meteen met een slotklim van de buitencategorie. De Hautacam is 13,5 kilometer lang en stijgt aan bijna acht procent gemiddeld. Een joekel van een klim.
Etappe 13 (vrijdag 18 juli): Loudenvielle - Peyragudes

Weer eens een echte klimtijdrit in de Tour de France, dat was al even geleden. De rit tegen de klok naar Combloux in 2023 was een halve klimtijdrit, met eerst nog een glooiend stuk. En die in 2016 naar Megève waar Froome Dumoulin klopte was ook maar een halve klimtijdrit. In de dertiende etappe van dit jaar rijden de renners wel een echte col op. Ze klimmen naar Peyragudes, in hun eentje.
De tijdrit is in totaal 10,9 kilometer lang. Vanuit startplaats Loudenvielle is het eerst nog een paar kilometer vlak richting de voet, maar daarna gaat het omhoog met een venijnig toetje. De klim is 8 kilometer lang en heeft een gemiddeld stijgingspercentage van 7,9%. Dat percentage heeft een boost gekregen van de laatste 500 meter. Die liggen namelijk op de bekende steile landingsbaan van het vliegveldje op de top, waar Pogacar en Bardet al eens naar ritwinst knalden.
Etappe 14 (zaterdag 19 juli): Pau - Suberbagnères

Het Pyreneeën-drieluik wordt afgesloten met een rit over de Col du Tourmalet - hoe kan het ook anders. Dat is de eerste grote klim van de dag, na opnieuw een lange aanloopfase. Die is ditmaal 70 kilometer lang. Na de Tourmalet gaat het ook nog over de Col d'Aspin en de Col de Peyresourde. Hierna volgt het hoofdmaal van de dag: de slotklim naar Superbagnères, waar de Tour sinds 1986 weer aankomt. Toen was dat trouwens ook in de veertiende etappe en toen ging het ook over de Tourmalet, Aspin en Peyresourde.
Dat de klim naar Superbagnères jarenlang niet in de Tour lag kwam omdat de weg naar de top verslechterd was. Daar hebben ze vorig jaar iets aan gedaan en dus finisht de Tour weer eens op de klim van de buitencategorie. Die is 12,4 kilometer lang aan gemiddeld 7,5 procent. Voor Pyereneeën-begrippen is het een loper, waar de percentages constant rond de zeven procent hangen. In het tweede deel wordt de klim iets steiler en schieten we de acht procent in, waarna de laatste kilometer gemiddeld aan negen procent stijgt.
Etappe 15 (zondag 20 juli): Muret - Carcassonne

Aan het einde van de tweede week volgt een echte overgangsetappe. Een rit van amper 170 kilometer van Muret naar Carcassonne, met in het middenrif drie beklimmingen. De laatste is er eentje van de tweede categorie. Die stijgt in een klein 3 kilometer aan ruim 10 procent. Een pittig ding, met daarna ook nog een ongecategoriseerde uitloper. Eenmaal op de top daarvan is het nog ruim 40 kilometer in dalende lijn naar de finish.
Dat lijkt een colfje naar de hand van de aanvallers. Echter, de strijd om het groen kan er in deze rit zomaar voor zorgen dat we een ander scenario gaan zien. Er zijn een aantal sterke sprinters aanwezig die dit parkoers op een goede dag kunnen overleven. En het is dus nog heel ver tot de finish vanaf de laatste klim. Nog een leuk detail: het tussensprintje na 60 kilometer ligt op de top van een heuveltje. Kortom, een interessant dagje.
Etappe 16 (dinsdag 22 juli): Montpellier - Mont Ventoux

De slotweek begint met een etappe naar de legendarische Mont Ventoux. Dat is altijd weer een sleutelmoment in de Tour de France en dat zal het ook dit jaar zijn. Het was immers op de Reus van de Provence dat Vingegaard voor het eerst Pogacar loste bergop. Wie weet welke bijzondere taferelen we dit jaar gaan zien op de Ventoux.
De aanloop naar de kale berg is volledig vlak. Vanuit de start is het 150 kilometer tot het bekende plaatsje Bédoin. Herna is het klimmen geblazen. De organisatie heeft gekozen voor de traditionele en zwaarste kant van de Ventoux. En dus gaat het in 15,7 kilometer aan 8,8 procent omhoog. De iconische top met het herkenbare weerstation en z'n zendmast ligt op 1.910 meter hoogte.
Etappe 17 (woensdag 23 juli): Bollène - Valence

Tussen de Ventoux en de Alpen ligt een stukkie Frankrijk dat het peloton moet overbruggen. Dat doet met een rit waar de sprinters hun kansen ruiken. De zeventiende etappe gaat van Bollène naar Valence over 160 kilometer. Er liggen onderweg twee klimmetjes van de vierde categorie. Die zijn met 3,7 kilometer aan 6,6 procent en 3,6 kilometer aan 3,5 procent overigens een stuk lastiger dan veel vierde categorie-klimmen in de eerste week.
De top van de laatste van deze twee puisten ligt op ruim 40 kilometer van het einde. En dus is een massasprint in Valence het meest logische scenario voor deze woensdag. Al helemaal als je je bedenkt dat we in Parijs niet meer gaan sprinten en dit dus de laatste echte kans voor sprinters is.
Etappe 18 (donderdag 24 juli): Vif - Col de la Loze

Hoe zwaar de Mont Ventoux ook is, de Col de la Loze is toch echt dé klim van deze Tour de France. In rit achttien ligt de finish weer op de top van deze jonge monsterklim. En alsof dat nog niet zwaar genoeg is, moeten de renners in de aanloop ook nog over de Col du Glandon en de Col de la Madeleine. Samen met de slotklim maakt dat drie klimmen van de buitencategorie in een rit van 171 kilometer. Het aantal hoogtemeters? 5.450!
De slotklim zelf beklimmen we van een kant die we in de Tour nog niet eerder zagen. In totaal is deze verschrikking 26,4 kilometer lang en gaat het aan gemiddeld 6,5 procent omhoog. Eerst klimmen de renners aan zo'n 7 procent naar Courchevel. In het skidorp vlakt het iets af, maar nite lang daarna begint de hel. Net als op de andere kant van de berg is ook deze flank bijzonder onregelmatig, met soms vlakke stukken en dan weer supersteile stroken. Gecombineerd met de lengte en de hoogte (de top ligt op 2.304 meter) is dit een ware verschrikking.
Etappe 19 (vrijdag 25 juli): Albertville - La Plagne

Daags na de Col de la Loze staat er nog een zware Alpenrit op het programma. Dat is dan ook meteen de laatste bergrit van deze Tour. Maar dan wel eentje die uitnodigt tot een laatste alles-of-niets porging. De rit van Albertville naar La Plagne is namelijk net geen 130 kilometer lang en gaat continu op en af. Het begint met 8 kilometer vlak en daarna de tussensprint. Hierna staat een klim van de tweede categorie op het menu, met hierna achtereenvolgend de Col des Saisies, Col du Pré en de Cormet de Roselend.
Vooral de Col du Pré is er eentje waar grote verschillen mogelijk zijn. Met zijn 12,6 kilometer aan 7,7 procent is het meer dan terecht dat deze de stempel buitencategorie krijgt. Vanaf de top van de Roselend is het vervolgens dalen en een stukje door de valei richting de voet van de slotklim naar La Plagne. Dat is met 19 kilometer een superlange klim, maar heel steil wordt hij nergens. Het gaat gemiddeld aan 7,2 procent omhoog en de top ligt net boven de tweeduizendmetergrens.
Etappe 20 (zaterdag 26 juli): Nantua - Pontarlier

Op de voorlaatste dag dit jaar geen loodzware bergetappe of een tijdrit, maar een rit voor de aanvallers. We laten de Alpen achter ons en gaan van Nantua naar Pontarlier over 184 kilometer. Het parkoers is zeer heuvelachtig, al geldt dat vooral voor de beginfase. Er zijn in totaal vier klimmetjes op te merken, waarvan één van de tweede categorie. Dat is de Côte de Thésy (3,6 kilometer aan bijna 9 procent) op ruim 60 kiometer van de finsh.
Hierna gaat het over een glooiend parkoers richting Pontarlier, met nog één laatste helling van de vierde categorie. Die ligt op een kleine 25 kilometer van de meet. Vooral door de pittige beginfase, met een klim van ruim 12 kilometer (!), lijkt kans op een groepssprint met het peloton niet. Toch kunnen sterke sprinters dit parkoers wel overleven, maar zo aan het einde van de Tour mogen we van hun ploegen niet te verwachten dat ze deze heuvelrit gaan uitcontroleren.
Etappe 21 (zondag 27 juli): Mantes-la-Ville - Paris

Van alle onzekerheden die het wielrennen met zich meedraagt, was de finish van de Tour altijd een zekerheidje. Tot nu - of eigenlijk tot vorig jaar. Want nadat de Tour in 2024 in Nice eindigde wegens de Spelen in Parijs, eindigen we dit jaar op een veranderd parkoers in de Franse hoofdstad. De klim over de Montmartre is toegevoegd aan de slotetappe, en dat heeft grote gevolgen.
In de laatste drie bekende rondjes over de Champs-Elysées maken de renners een extra lus. Dat betekent dat ze drie keer over het 1,1 kilometer lange kasseiklimmetje richting de Sacre-Coeur moeten. De laatste keer ligt de top op zes kilometer van de finish. Die ligt dan weer gewoon op de Champs-Elysées. Maar een massasprint zal het niet worden. Dit is een rit op maat voor de Vlaamse types. Voor hen zal winnen net als voor de sprinters een gigantische hoofdprijs zijn. Reken er dus maar op dat er gereden gaat worden als in een klassieker.
- A.S.O.