Gordel nog maar nauwelijks om
Als ik de Vogezen in een spreekwoord moet vatten, dan is het: ‘Beter een goede buur dan een verre vriend.’ Daarbij zijn de Alpen, Pyreneeën en Dolomieten de verre vrienden. Allemaal gebergtes die weliswaar zwaardere klimmen herbergen dan de Vogezen, maar dat het zwaarder is, geldt ook voor de autorit ernaartoe.
Ik weet nog goed hoe ik de fraaie, maar kronkelige Route Napoleon op den duur vervloekte op weg naar de Zuidelijke Alpen om daar onder andere de Col de la Bonette te beklimmen. Het duurde en het duurde maar. De Duitse Autobahn is minder kronkelig, maar op weg naar de befaamde Sella Ronda is het wel één grote baustelle met al het stauleed dat daarmee gepaard gaat.
De Vogezen, daar tuf je in een zucht heen. Het is dat Pogačar en co tegenwoordig zo hard fietsen, maar anders was je er sneller dan het tijdsbestek waarin de profs de Ronde van Vlaanderen of een ander monument afwerken. Je hebt je gordel nog maar nauwelijks om of de groene, ronde bergen doemen al op.
Ooit een grillig hooggebergte
Ik doe de Vogezen wel ernstig te kort door ze als een soort Groene Vriendelijke Buurman (vrij naar Roald Dahl z’n Grote Vriendelijke Reus) neer te zetten. Het is fijn dat je niet zo ver hoeft te rijden, maar ook zonder dat voordeel zijn de Vogezen prachtig. Niet in het minst door z’n (koers)geschiedenis.
Voor het eerste deel van die geschiedenis, namelijk het ontstaan van de Vogezen zoals we die nu kennen, neem ik je wel heel ver mee terug de tijd in. De Vogezen waren namelijk niet altijd de vriendelijke, ronde bergen die het nu zijn. 300 miljoen jaar geleden waren ze onderdeel van een grillig hooggebergte dat een groot deel van Europa in beslag nam. Door erosie sleet het gebergte af.
Fast forward naar 30 miljoen jaar geleden. De tektonische plaat waar Italië op ligt botste tegen Europa op. Aan die botsing hebben we de Galibier, Alpe d’Huez en de Madeleine te danken. De Alpen ontstonden. De botsing had meer gevolgen. Het gebied dat nu het Rijndal is, zakte weg. Ten westen en ten oosten werden respectievelijk de gebieden die we nu kennen als de Vogezen en het Zwarte Woud juist omhooggeduwd.
Tel daar de gletsjers bij op van de ijstijd van 20.000 jaar geleden, die de ronde toppen van het weer omhoog gestuwde gebergte verder uitsleten, en zie daar: de vriendelijke, groene ballonnen die nu zo karakteristiek zijn voor de Vogezen.
/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F10%2FS4RVdI2YnKen7X1761248053.jpg)
Onverharde Ballon d’Alsace
In 1905 zal René Pottier deze geschiedenis waarschijnlijk niet in z’n hoofd hebben gehad toen hij als eerste wielrenner ooit bovenkwam op een col in de Tour de France. In de tweede etappe van de derde Tour de France was die eer weggelegd voor de 1247 meter hoge Ballon d’Alsace. In de eerste etappe bleek maar weer dat protesten in het wielrennen van alle tijden zijn: in de rit van Parijs naar Nancy waren er kopspijkers op de weg gestrooid. Slechts één renner wist zonder lek te rijden de finish te halen. Zestien haalden de finish. Toenmalig Tour-directeur Henri Desgrange wilde de koers eigenlijk stopzetten. Renners overtuigden hem uiteindelijk de Ronde toch door te laten gaan.
Daardoor werd Pottier de eerste wielrenner die een echte klim in een wedstrijd bedwong. Op de top van de Ballon d’Alsace staat nog altijd een monument voor hem. Daar moet hij het ook mee doen, want Pottier won de rit die finishte in Besançon niet. Sterker nog: in de derde etappe moest hij vanwege een knieblessure opgeven. Pottier was naar verluidt de enige renner die op de toen nog onverharde Ballon d’Alsace niet van z’n fiets hoefde om te lopen.
Scheefzittende tijdrithelm
Na die eerste keer over de Ballon d’Alsace volgden er nog vele historische etappes in de Vogezen, met de laatste jaren vooral de Planche des Belles Filles als decor. De tijdrit waarin Tadej Pogačar vijf jaar geleden de Tourzege afsnoepte van landgenoot Primož Roglič zal voor altijd in het collectieve wielergeheugen gegrift staan – met daarbij een afbeelding van de scheefzittende tijdrithelm zonder vizier van de Jumbo-Visma-kopman.
De steile plank die meer aan de Zuidwestkant van de Vogezen ligt, fietste ik nooit op. Maar dat wil niet zeggen dat ik nooit in de Vogezen was. Vijf keer fietste ik inmiddels over de ballonnen. Het waren vijf totaal verschillende ervaringen.
/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F10%2FchgbEg2HXAm9Zd1761248220.jpg)
Belgisch wielerhotel
Die met m’n vriendengroep draaide, een hele poos geleden alweer, naast de ballonnen opfietsen ook om het drinken van bier. Dat blijkt uitstekend te kunnen in de Vogezen. Vlakbij onze verblijfplaats in La Bresse zat een Belgisch wielerhotel waar we de ontknoping van de Giro wilden bekijken. We waren er op onze racefiets gekomen. Het was er zo gezellig dat we ook lang en breed nadat de Giro z’n etappewinnaar kende nog aan de hotelbar zaten.
Toen we uiteindelijk wel wilden vertrekken, op de fiets, stuitte dat op lichte bezwaren van de vriendelijke Vlaamse hoteleigenaar. Of dat wel kon, gezien onze niet onaanzienlijke bierconsumptie. Zelf vonden we het wel meevallen en zeiden we dat we in Groningen niet anders gewend waren. Hij liet ons gaan, maar we moesten wel voorzichtig doen in het dalende stuk vanaf hotel naar dorp. Komt goed.
Een minuut later sjeesde een vriend veel te hard weg bij het wielerhotel, de eigenaar in vertwijfeling achterlatend. Toen we weer veilig in ons huisje waren, hebben we maar even naar het wielerhotel gebeld dat we veilig waren aangekomen. In La Bresse zelf bleek een dorpsfeest gaande te zijn. Lang verhaal kort: hoewel de Fransen onder de indruk waren van een U2-cover van een zingende vriend, werd in woord en gebaar op den duur toch wel duidelijk dat Nederlanders in wielerpakkies én kennelijke staat niet de gewenste invulling zijn van een Frans dorpsfeest.
Eau de vie
Het gaat nu lijken alsof ik een alcoholist ben, maar ook bij een ander bezoek aan de Vogezen speelde drank een belangrijke bijrol – althans, dat vermoed ik. In de coronaperiode, toen de maatregelen even ietsje soepeler waren, wilde ik er met een vriend ‘even uit’ – de Fransen interpreteerden die versoepelingen trouwens als een zegen om elkaar in de kroeg weer gewoon met twee zoenen te begroeten, maar dan met mondkapje op.
Ik wilde fietsen, hij ook wel een beetje maar zonder dat het echt hooggebergte was. Het moest bovendien niet al te ver rijden zijn. We kozen het idyllische (maar ook wel erg toeristische) Colmar als uitvalsbasis. Daar maakte ik kennis met het drankje dat mij werd aangeboden als een ‘Gewurztraminer’. Ik dacht dat het een druivensoort is, maar je kunt er schijnbaar ook een zeer sterke ‘eau de vie’ van maken, dat ironisch genoeg levenswater heet, maar ik sinds die kennismaking meer associeer met de dood.
Bijna letterlijk, want een dag later brak het me behoorlijk op in combinatie met een temperatuur van ver boven de 30 graden en een te laat vertrek vanuit het hotel, waardoor het al loeiheet was bij vertrek. Ik had een pittige rit uitgestippeld: over de Petit Ballon, Platzerwasel en dan via het dal aan de andere kant weer terug naar de top van de Grand Ballon via de zwaarste kant, die vanuit het dorpje Moosch.
Die laatste klim kende toen nog – nu schijnt er een schitterend geasfalteerd pad te liggen dat alleen toegankelijk is voor fietsers – verschrikkelijk wegdek. Het brak me op en ik kreeg kramp. Op het lichtste verzetje haalde ik nog net de top. Na de afdaling kwam de kramp weer terug, samen met een algeheel gevoel van narigheid. Ik ging tegen een boom zitten en moest me op laten halen met de auto.
/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F10%2FB3nGH8FrNZijyO1761248425.jpg)
Teletubbielandschap zonder herrieschoppertjes
Na twee vluggertjes in de Vogezen, waarin ik de Grand Ballon via twee kanten beklom die heel wat vergevingsgezinder waren dan die van Moosch, ging ik afgelopen zomer met m’n vriendin een week naar de Vogezen. Ik wilde fietsen, zij wilde wandelen en graag een meer waar ze in kon zwemmen. We belandden in Gérardmer.
Daar fietste ik andermaal het duo Petit Ballon/Platzerwasel. Een niet te onderschatten duo, want tussen de afdaling van de Petit Ballon en het begin van de stiekemsteile Platzerwasel zit precies nul meter vlakke weg. Je komt naar beneden denderen, maakt een hard turn left, zoals rallyrijders zouden zeggen, en dan is het weer klimmen geblazen. Maar met name de Petit Ballon is wel een heel fraaie klim. Smal weggetje, weinig tot geen auto’s en als je uit het bos bent een lieflijk Teletubbielandschap met koeien in plaats van geel/rood/groen/paarse herrieschoppertjes.
Route des Crêtes
Bovenop de Platzerwasel ben je helemaal niet op een top. Er staat eigenlijk vrij willekeurig een bordje met ‘Col du Platzerwasel’. Ik moet, om weer in Gérardmer te belanden, doorklimmen naar het punt waar ik op de Route des Crêtes terechtkom. Dat is de weg die de Vogezen, naast het landschap met de groene ballonnen, zo bijzonder maakt, wat mij betreft. Over de gehele bergrug loopt een weg, bijna 90 kilometer lang, van de Col du Bonhomme via de Col de la Schlucht naar de Grand Ballon. Deze weg ís geschiedenis.
Niet van zo lang geleden dat het nu weer over tektonische platen gaat. Het is oorlogsgeschiedenis. De Vogezen vormden in de Eerste Wereldoorlog de frontlijn tussen Frankrijk en Duitsland. Om Franse troepen en materieel snel langs de kam van de bergen te kunnen verplaatsen, werd in 1914 besloten een weg aan te leggen over de hoogste rug van het gebergte. Nu is het een unieke weg met adembenemende panoramische uitzichten, en het is er ook nog eens iets koeler omdat het op hoogte ligt.
Een paar dagen later ben ik er weer terug. Niet op de fiets, maar om te wandelen (u weet wel, mijn vriendin...). Vanuit Gérardmer rijden we in de auto de Schlucht op. Daar is het eerst mistig, maar niet veel later begint die op te trekken. We wandelen door een schitterend decor een rondje dat ook bij de bergtop Le Hohneck terechtkomt. Ik zie over het slechte asfalt fietsers omhoog stoempen. Meestal ben ik zelf zo’n stoempende fietser. Ik heb er nu even vrede mee dat ik dat niet ben. Ook te voet blijken de Vogezen prachtig te zijn. Veel meer dan zomaar een buurman die toevallig wat leuke bergjes in z’n achtertuin heeft liggen.