Waarom je in de herfst en winter écht trager fietst (en het niet aan je benen ligt)

Je trapt even hard, maar je snelheid zakt zodra de temperatuur daalt. Geen paniek: de herfst en winter zijn letterlijk tegen je aan het fietsen.

Wielrenner in herfstkleuren trapt door vallende bladeren op nat pad, symbool voor trager fietsen in kou

1. Dikke lucht: de onzichtbare tegenstander

Zodra de kou invalt, krijg je te maken met ‘dikkere lucht’. Dat is geen verzinsel: koude lucht bevat simpelweg meer moleculen per kubieke meter dan warme lucht. En dat merk je meteen aan je benen.

Het verschil tussen een rit bij 25 graden en eentje net boven het vriespunt kan oplopen tot wel vijftien procent extra luchtweerstand. Dat is alsof je met een lichte tegenwind rijdt, zelfs op windstille dagen. En omdat in de herfst de bomen hun bladeren kwijt zijn, heb je ook minder natuurlijke beschutting. Met andere woorden: je rijdt letterlijk door zwaardere lucht, zonder windbrekers.

2. Meer lagen, meer weerstand

In de zomer glijd je in je aeropak over het asfalt, maar in de herfst en winter lijk je eerder op een Michelin-mannetje. En dat voel je. Extra kleding betekent meer oppervlak en dus meer luchtweerstand.

Daarnaast rijden veel wielrenners in het najaar met zachtere banden of een ander profiel voor meer grip. Fijn als het nat is, maar die hogere rolweerstand kost ongemerkt snelheid. Het voelt alsof je benen hetzelfde doen, maar je fiets minder zin heeft.

3. Je lichaam kiest warmte boven snelheid

Je denkt dat je lichaam altijd voor prestatie gaat, maar zodra het kouder wordt, verandert de prioriteit. In plaats van je spieren van maximale energie te voorzien, gebruikt je lijf die energie liever om je kerntemperatuur op peil te houden.

Die interne strijd — warm blijven of hard fietsen — win je nooit. De energie die normaal naar je benen gaat, wordt besteed aan warmtebehoud. Resultaat: je trapt even hard, maar je snelheid keldert.

4. Glibberige wegen en bladerpap remmen je tempo

Een nat wegdek, plakkerige bladeren, modderstroken — de herfst en winter zijn zelden koersvriendelijk. Je remt eerder, stuurt voorzichtiger en trapt minder voluit. Logisch ook: liever een paar seconden langzamer dan een paar dagen met schaafwonden thuis.

Vochtige omstandigheden verhogen bovendien de rolweerstand. Je banden ‘plakken’ als het ware meer aan het asfalt, waardoor elke meter iets meer moeite kost.

5. Minder vorm, meer realiteit

We kunnen het op dikke lucht en bladerpap schuiven, maar eerlijk is eerlijk: in de donkere maanden fiets je gewoon minder. Kortere dagen, minder ritjes, meer luiheid. Je benen worden trager - en dat is helemaal niet erg.

Sterker nog: dat je in de herfst en winter überhaupt nog op de fiets stapt, verdient respect. Zodra de lente weer aanbreekt, gaat je snelheid vanzelf omhoog. Tot die tijd: kop op, trappen, en warm blijven.