'Als Joost Prinsen over Merckx sprak, kreeg iedereen kippenvel'

Hij was acteur, quizmaster en verteller, maar voor ons vooral een wielerromanticus met een geheugen als een koersarchief. Joost Prinsen (83) is overleden, en met hem verdwijnt de stem die de Tour de France ooit liet zinderen van gevoel.

Joost Prinsen in een rode trui, zittend aan tafel, met klassieke wielertruitjes en een racefiets op de achtergrond.

De verteller van de Tour

Het was zomer 2013, de honderdste Tour de France. In De Avondetappe zat Mart Smeets aan tafel met renners, journalisten en één man in elke uitzending die eigenlijk niet in dat gezelschap paste: Joost Prinsen.

Geen analist, geen verslaggever, maar een verteller. Iedere avond bracht hij een verhaal over de rijke geschiedenis van de Tour, geschreven door wielerjournalist Frank Heinen - en hij deed dat met de timing van een acteur en het hart van een renner.

Regisseur Pascal Clément wist waarom hij hem wilde: “Als je hem hoort over de knecht van Merckx, heb je het gevoel dat hij hem echt heeft zien rijden. En dat was waarschijnlijk ook zo”, zei hij ooit in De Volkskrant. Dat voelde iedereen. Wanneer Joost sprak, werd het stil aan tafel. Kippenvel op de armen.

Van Breda tot de Galibier

Zijn liefde voor de fiets begon lang voor de televisie. Als jongen stond hij langs het parcours van de Ronde van Breda. Hij hoorde het ruisen van de dunne bandjes, rook de opgewonden geur van rubber en asfalt - en wist: dit is magie.

Vanaf dat moment werd wielrennen een vaste draad in zijn leven. Hij kende de feiten zoals alleen een echte liefhebber ze kent: dat Merckx in 1975 kraakte op Pra Loup, dat Coppi in 1952 de Galibier bedwong. Voor Joost was het geen kennis, maar geheugen, doorleefd en warm.

Brabantse koersziel

Wie hem ooit meemaakte bij een avond van hte literaire wielertijdschrift De Muur weet dat Prinsen daar hoorde. Aan tafel met Bert Wagendorp, Rini Wagtmans en mecanicien Hubert van Hoydonk discussieerden hij over wie in 1963 vierde werd in Luik-Bastenaken-Luik. “Dan zie je hoezeer Joost op zijn plek is, een Brabantse jongen die geniet onder Brabanders,” zei Wagendorp eens.

Hij was niet de man van de wattages of de aerodynamica, maar van verhalen, geuren, mensen. De koers als theater - en Joost als de man die dat decor kon laten leven.

Werken, geloven, vertellen

Prinsen was zijn leven lang de belichaming van discipline. Zijn lijfspreuk: “Het programma is de baas.” Hij werkte keihard, maar met het hart van een romanticus. In De Avondetappe kwam alles samen: toneel, geloof en liefde voor het fietsen.

Hij geloofde dat de Tour van vroeger meeslepender was — en hij wist dat gevoel te vangen zonder nostalgisch te worden. Voor even zat de kijker niet voor de buis, maar midden in de koers.

De stem die bleef hangen

Het bleef bij één Tour, maar wat een indruk liet hij achter. Zijn stem gaf wielrennen weer ziel: de melancholie van de knecht, het heroïsme van de klimmer, de humor van de renner die pech had.

Hij noemde zichzelf ooit een scharrelaar. Maar in dat ene Tour-zomerproject vond hij rust, warmte en zingeving.
Joost Prinsen is niet meer, maar wie hem toen hoorde spreken, weet: sommige stemmen waaien nooit weg in de wind van de bergen.