Repost | Een oud interview uit Wieler Revue met Fabio Jakobsen
We sluiten deze nare week voor Fabio Jakobsen - gelukkig gaat het de goede kant op! - af door een oud interview van maart 2019 met hem opnieuw te posten. Hij heeft het vooral over zijn toekomst. Hopelijk kan hij als hij goed herstelt zijn dromen weer waar gaan maken!
Fabio Jakobsen kende een meer dan prima debuutjaar. Wanneer je hem één van de beste neoprofs van het afgelopen seizoen noemt, doe je absoluut geen gewaagde uitspraak. We spraken hem in januari op trainingskamp in Calpe. (Tekst: Tom Akkerman)
In zijn eerste jaar bij Quick Step boekte hij zeven overwinningen, met als hoogtepunten zeges in de Scheldeprijs, Nokere Koerse en een etappe in de Binckbank Tour. Dit jaar wil de sprinter een stapje sterker en beter worden. Stiekem droomt hij ook van een grote ronde. Op je 21ste profrenner worden bij Quick Step en meteen een aanzienlijk aandeel hebben in het recordaantal van 73 overwinningen van je ploeg. Het behoeft geen uitleg waarom we tegenover een tevreden Fabio Jakobsen zitten wanneer we hem vragen naar het afgelopen seizoen. Hij noemt het zelf een geweldig seizoen, waarin hij meer bereikt heeft dan hij op voorhand had kunnen dromen. Dat brengt uiteraard de nodige verwachtingen mee voor 2019, zeker nu Fernando Gaviria is vertrokken. “Ik zal zijn plaats samen met Álvaro Hodeg innemen, met als verschil dat wij de Tour niet zullen rijden” Voor de Tour de France heeft Deceuninck-Quick Step die andere snelle man, Elia Viviani, aangewezen.
“De Ronde van Vlaanderen is iets voor de verre, verre toekomst.”
Jakobsen zijn uitslagen in de eendaagse wedstrijden die hij vorig seizoen reed laten zien dat hij meer in zijn mars heeft dan alleen sprinten. Dat roept de vraag op welke kant hij zich op wil ontwikkelen. Als pure sprinter of als klassiekerrenner met een goede sprint? “Ik denk dat dat wel hand in hand kan gaan. Ik focus me niet alleen op het sprinten, de klassiekers zijn ook belangrijk voor me. Ik denk dat je je daarin wel kunt ontwikkelen. Wanneer je Vlaamse ‘sprintkoersen’ als Gent-Wevelgem of Kuurne-Brussel-Kuurne goed door kunt komen, kun je uiteindelijk ook ooit eens aan de Ronde van Vlaanderen denken. Maar dat is in de verre, verre toekomst. Al lijkt me dat wel wat! Ik zit bij de juiste ploeg. Patrick (Lefevere, red.) zei vorig jaar ‘Als je een goede sprinter wil worden zit je hier goed en als je een goede klassiekerrenner wil worden ook.’”
“Ik kan misschien 4 of 5 keer tweede worden en toch een topseizoen gehad hebben.”
“Ik hoop persoonlijk beter te worden. Dankzij de vermogensmeters en hartslagmeters waarmee we werken kun je je progressie heel goed meten. Ik hoop die progressie dan ook bij mezelf te zien. Ik wil de lat weer iets hoger leggen en grotere en zwaardere koersen rijden. Het kan zo maar zijn dat ik niet win wanneer ik deze koersen rij. Maar het kan dan wel zo zijn dat ik een betere renner geworden ben.
Dat is ook iets waar ik me aan moet vasthouden. Ik kan misschien 4 of 5 keer tweede worden en toch een topseizoen gehad hebben. Puur omdat ik dan beter, sneller en sterker geworden ben. Maarja, er zijn meerdere wielrenners in de wereld en ik ben niet de enige die beter wil worden. Misschien is er iemand anders nog wel beter geworden”
Hij hoeft dus niet per se te winnen om tevreden te zijn. Als voorbeeld noemt Jakobsen de Bretagne Classic van afgelopen jaar, een koers over bijna 260 kilometer waarin hij tiende werd en onder andere Alexander Kristoff versloeg in de pelotonsprint. “Een koers van 260 kilometer rijden is wel iets anders dan een koers van 180 of 200 kilometer. Na 260 kilometer en meer dan 6 uur op de fiets haken er genoeg renners af, wat natuurlijk logisch is. Ik heb mezelf daar wel echt verbaasd, ik had niet verwacht dat ik in zo’n koers nog de benen had om te sprinten. Het was een lastig parcours, zeker niet vlak. Ik klopte Kristoff in de sprint van het peloton. Hij is een renner die al jaren meegaat en die lange afstanden perfect in zijn benen heeft. Zo’n uitslag is voor mij echt een lichtpuntje in het seizoen.”
Merk je dat je beter bent geworden?
“Ik heb een goede winter gedraaid en merk dat ik beter word. Mijn vermogens zijn hoger en op training heb ik een aantal records gereden. Qua wattages zijn mijn records over een minuut en over 10 minuten gesneuveld. Daaraan kun je zien dat mijn motor weer iets groter geworden is. Dat is mede het gevolg van een jaar lang koersen bij de profs. Ik heb na afgelopen seizoen niet heel lang gerust en ben weer lekker begonnen. Ik vind fietsen gewoon heel leuk en dan gaat het eigenlijk een beetje vanzelf. Ik merk het ook op trainingskamp. Vorig jaar voelden de trainingen zwaarder aan en herstelde ik minder goed. Ik fiets nu makkelijker en vooral mijn herstelvermogen is beter.”
“Er zit daarnaast zoveel ervaring in deze ploeg en van iedereen is wel wat te leren. Trainingstechnisch bijvoorbeeld, wanneer je je rust moet pakken. Ook thuis. Wanneer je weinig thuis bent, komt er qua verplichtingen ook veel op je af wanneer je wel thuis bent. Familie en vrienden bijvoorbeeld. Soms moet je daarin echt voor jezelf kiezen en een middag op de bank gaan liggen. Dat is niet lui, maar echt een herstelmoment dat je nodig hebt.”
Rusten dus is eigenlijk ook training?
“Ja, uiteindelijk moet je trainen en rusten om beter te worden. Als we van alleen maar fietsen beter werden, zouden we wel 24 uur op de fiets zitten. De Tour win je in bed zei Zoetemelk, maar dat is echt zo. Op de fiets doe je het werk, maar door te rusten word je beter. Ik probeer wat dat betreft goed te luisteren naar iedereen.”
Hoe gaat dat?
Je moet goed om je heen kijken en goed luisteren. Het is een beetje een lastig wereldje, want je hebt binnen de ploeg ook wel een vorm van concurrentiestrijd. Het is dus een kwestie van zelf goed opletten, maar uiteindelijk probeert iedereen elkaar wel beter te maken hoor. Niki Terpstra is nu wel, maar van mannen als Yves Lampaert en Iljo Keisse met wie ik nu op de kamer lig leer ik veel. Die hebben flink wat ervaring en daar luister ik goed naar.”
Jakobsen praat eigenlijk net zo makkelijk als dat hij fietst. Wanneer het over training en leren van anderen gaat, vertelt hij hoe ze tijdens de training koerssituaties simuleren. In groepjes van vier of vijf rijden ze drie kilometer. De eerste kilometer draaien ze kop over kop waarna het twee kilometer lang ieder voor zich, waarbij het natuurlijk de bedoeling is om je ploeggenoten te verslaan.
“Je merkt meteen wie er winnaars zijn en wie niet”
“Dat was echt leuk om te doen en om te zien, want je merkt meteen wie er winnaars zijn en wie niet. Jongens die vaak koersen winnen en dat spelletje onder de knie hebben winnen dat bijna alle keren. Iemand die knecht is of minder vaak in die positie zit weet vaak minder goed wat hij moet doen. Het was echt man tegen man en dat is echt leuk. Een man als Philippe Gilbert wint bijna alles wat hij rijdt omdat hij zo slim is. En sterk natuurlijk.
Ik won ook een paar keer en als sprinter is het belangrijk om er voor te zorgen dat de groep niet stilvalt. Dan wordt het makkelijker om iemand terug te halen. En je moet de sterkere jongens natuurlijk nooit weg laten rijden. Gilbert klopte mij op een stuk dat een kilometer vlak was, met vervolgens 500 meter bergop en daarna weer 500 meter vlak. Ze hadden door dat wanneer ze van onderaan vol aangingen, ik bovenop niet meer kon. M’n benen liepen helemaal vol, waardoor ze me versloegen. Qua training is dit echt een goede prikkel, want iedereen gaat volle bak. Niemand wil verliezen. Het was ook goed voor de sfeer in de ploeg, want je hebt na afloop iets om over te praten.”
“Het lijkt me wel wat om te sprinten in Kuurne”
Jakobsen begint dit seizoen in de Ronde van de Algarve waarna Kuurne-Brussel-Kuurne (‘Als er een groep naar de finish rijdt hoop ik daar nog bij te zitten en lijkt het me wel wat om te sprinten’), Le Samyn en Parijs-Nice volgen. Na Parijs-Nice wordt de balans opgemaakt en het verdere voorjaar van de jonge Nederlander ingevuld. “Dat is wielrennen. Je kunt een planning maken voor het hele seizoen, maar je weet van tevoren nooit hoe dingen lopen. Stel dat Viviani ergens zijn sleutelbeen breekt, dan wordt het een heel ander seizoen. We hebben immers maar drie sprinters. Zo’n planning is handig en je kunt je er aan optrekken, maar je moet er altijd rekening mee houden dat er iets kan gebeuren.”
Wat vind je van het programma dat je rijdt?
“Het is mijn tweede jaar bij de profs, dus ik vind eigenlijk alles wat ik rij wel goed. Ik maak een stapje omhoog en mag nu af en toe meedoen in de wat grotere koersen. Parijs-Nice is gewoon een topkoers voor mij en echt weer een stapje omhoog. Ik zou heel graag een grote ronde rijden. Misschien rij ik nog de Vuelta, maar ik ben wel reserve voor de Giro en de Tour mocht er wat met Viviani gebeuren. Tom Steels is de ploegleider die mij begeleidt en hij beslist dat. Stiekem denk ik dat ik er wel klaar voor ben, maar als je 22 jaar bent is het soms beter om anderen daar over te laten beslissen.”