Sprintkampen moeten DSM aan etappezege helpen: 'Heel veel sprints teruggekeken'

Vandaag staat normaal gesproken de eerste afspraak voor sprinters op het programma en dus zijn vanuit Nederlands oogpunt de ogen gericht op Cees Bol en Team DSM. In de Wieler Revue Tourspecial vertellen ze hoe en waarom speciale sprintkampen ploeg en renner naar dagsucces moeten helpen.

Tour de France Tim Beck

In de Tourspecial vertelt Cees Bol dat hij, toen hij bij de ploeg kwam, niet had verwacht dat hij in navolging van onder meer Marcel Kittel het speerpunt in de sprinttreint van de ploeg zou worden. "Ik was ervan overtuigd dat ik in kleinere koersen mee kon strijden om de zege, maar dat mijn ontwikkeling zo snel zou gaan zag ik niet aankomen. Al is het moeilijk om van een echte verrassing te spreken als je er iedere dag keihard voor werkt. Als ik de Staatsloterij win dan zou ik dat écht een verrassing vinden. Ik heb door mijn geleverde arbeid ervoor gezorgd dat de kans zo groot mogelijk zou zijn dat ik deze ontwikkeling zou gaan doormaken."

Bol heeft de afgelopen jaren grote stappen gezet, maar beseft wel dat de stappen die hij nog gaat maken, steeds kleiner worden. Hij vertelt dat hij op een goede dag qua waardes niet ver uit de buurt zit van de topwaarden van Marcel Kittel. Nu de fysieke stappen van Bol kleiner worden zit de ontwikkeling voor de komende jaren vooral in het opdoen van ervaring en het finetunen van de trein rondom hem.

Volgens de sprinter zijn de sprintkampen die de ploeg organiseert de sleutel in de verdere ontwikkelingen van de sprinttrein. "Ik doe al jaren specifieke sprinttrainingen, maar in een groep heb je tegenstand en ligt de snelheid hoger dan wanneer je het in je eentje uitvoert. Na een duurtraining doen we bijvoorbeeld drie keer tien minuten kleine koersjes. Dan is het teams kiezen zoals je vroeger deed als je ging voetballen."

"Het is natuurlijk heel makkelijk om met vier renners achter elkaar te rijden en dan te zeggen dat de lead-out is geslaagd. Het is leuker en waardevoller om vooraf niet te veel met elkaar af te spreken. Dat iemand eens op de verrassing speelt en aanvalt of dat iemand de lead-out heel vroeg begint. Na de trainingen analyseren we eerdere sprints uit koers. Dan hebben we een open gesprek als een stel wielerliefhebbers onder elkaar."

Veel massasprints teruggekeken

Het analyseren van die ontwikkelingen is het werk van Narelle Neumann en haar team. Als hoofd van de wetenschappelijke afdeling zoekt ze naar gegevens die interessant kunnen zijn voor de sprinttrein. "Ik heb door de jaren heen veel massasprints teruggekeken, ja", lacht ze uitbundig. "Al doe ik dat niet in mijn eentje, want zo werken we ook samen met partners die data aanleveren door bepaalde algoritmes te gebruiken. We bekijken succesvolle en minder succesvolle sprints uit het verleden terug. We gaan tot zo’n tien jaar terug in de tijd en letten daarbij onder meer op hoe ploegen omgaan met bepaalde parkoersen, op hoeveel kilometer van de meet ze vol aangaan en hoeveel renners ze voor hun sprints gebruiken."

Door het aanleveren van deze achtergrondinformatie kunnen de coaches van de ploeg een op maat gemaakt plan maken voor de renners. Neumann: "Door te investeren in deze factoren zijn onze renners in staat om goede beslissingen te nemen in volle finale, ongeacht wat er gebeurt in de wasmachine van de massasprint. Een van de dingen die we dus zijn gaan ondernemen door de opgedane kennis is het organiseren van die specifieke sprintkampen. In Sittard kunnen de renners op het Tom Dumoulin-bikepark massasprints nabootsen. We proberen ervoor te zorgen dat de betrokken renners minimaal twee keer per jaar bijeenkomen voor zo’n sprintkamp."

Naast de sprinttrainingen krijgen de renners workshops voorgeschoteld. Net als Neumann en haar team bekijken ze beelden uit het verleden en daarnaast staan ook workshops op het programma om het onderlinge vertrouwen te vergroten. "We praten erover hoe we dat kunnen doen", haakt ploegleider Rudi Kemna in. "Neem het wiel houden van de renner voor je. Iedere coureur gedraagt zich anders in het peloton en daarop moet je voorbereid zijn. Bij de ene renner is het bijvoorbeeld beter om iets meer afstand van het achterwiel te houden. Het is onmogelijk om alles te simuleren, maar je kunt met elkaar vooraf een hoop basisdingen optimaliseren. Die basiszaken helder krijgen kost een hoop tijd en energie, maar betaalt zich uiteindelijk uit."

Zo’n twaalf renners worden door het jaar heen actief betrokken bij de ontwikkeling van de sprinttrein. Al benadrukt Kemna dat iedere renner van de ploeg invloed heeft. “Neem Tiesj Benoot. Die kan werk verrichten voor klassementsrenners, maar is net zo goed een pion in de sprinttrein van Cees. De samenstelling van de trein verandert iedere koers en ook de hoeveelheid renners in de sprinttrein verandert. Over het algemeen hebben we twee renners die de lead-out-renner en Cees in positie moeten houden. De lead-out is een halve sprinter, want als Cees de zeventig kilometer per uur aantikt dan moet hij de snelheid al naar 68 kilometer per uur brengen. Op zulke snelheden moet de timing perfect zijn, want als je de lead-out al op één kilometer van de meet inzet is dat veel te vroeg. Deze Tour de France zal de sprinttrein weer een belangrijk onderdeel zijn. Het doel is simpel: we gaan voor etappewinst in een sprint.”

Benieuwd naar de rest van het verhaal? Lees het complete verhaal in de Tourspecial.

Lees ook: Hij is nu te koop: de Wieler Revue Tourspecial

Bekijk het originele bericht