Als de voorbereiding van Hayman in 2016 ter sprake komt, blijkt hoe groot de rol van toeval is in de wielersport. Eerder heeft hij uitgelegd hoe hij zich normaliter voorbereidde op de Franse landweggetjes uit vervlogen tijden. Wat betreft parkoerskennis, maar vooral op het gebied van materiaal. “De kunst van Roubaix is balans vinden tussen snelheid en enige vorm van comfort. Ik ben jaren op zoek geweest naar bijvoorbeeld de ideale banddrukte. De banden zijn in de jaren veel breder geworden en dat moet allemaal afgewogen worden. Je moet precies op het kantelpunt van comfort en snelheid uitkomen.”
Het jaar waarin Hayman Parijs-Roubaix wint, kent hij allerminst een vlekkeloze voorbereiding. In Omloop Het Nieuwsblad komt hij ten val en breekt daarbij zijn arm. Het gevolg: in aanloop naar zijn geliefde klassiekers kan Hayman enkel op zijn hometrainer fietsen. “De voorbereiding is dus relatief. Ik was ieder jaar intensief bezig met de voorbereiding, maar juist in 2016 zei ik tegen de mekaniekers: “Doe wat jullie denken dat goed is.” Ik had op voorhand toch geen kans en had geen zin om telkens mijn banden op te pompen en dan weer leeg te laten lopen. Ik reed met een Aero-kader en wielen van de Endurance-serie. Daarmee zou ik normaalgesproken nooit gereden hebben, maar het werkte dat jaar wel.”
Toch vertelt Hayman dat klassiekerrenners het zich niet kunnen permitteren om zich niet te verdiepen. Ieder detail kan het verschil maken in Parijs-Roubaix. “Neem banddrukte: dat hangt van zoveel factoren af. Het weer, je gewicht en het type banden dat je gebruikt. Over het algemeen reed ik met een banddrukte van tussen de drie en vier bar. Je kan je banden harder zetten, maar dat heeft geen zin op kasseien. Dan stoot je van steen naar steen, maar als je nog verder naar beneden gaat dan zit je op de weg niet eens comfortabel in het wiel. In de verkenning reed ik over het algemeen met minder druk en dan reed je gemakkelijker over kasseien, maar je levert simpelweg te veel in op de weg. Het duurde even voordat ik dat allemaal door had, want Parijs-Roubaix moet je leren rijden.”
De start
Meer dan in andere monumenten is Parijs-Roubaix een koers waarin regelmatig een verrassing plaatsvindt. Renners als Frédéric Guesdon (1997), Servais Knaven (2001), Magnus Bäckstedt (2004), Johan Vansummeren (2011) en ook Hayman waren niet de topfavorieten die normaliter zegevieren in een grote klassieker. Het zorgt ervoor dat de beginfase van Parijs-Roubaix vaak uitmondt in een hevig gevecht om de vlucht van de dag. Hayman beaamt dat: “In Roubaix is het simpelweg vaker voorgekomen dat een vroege vluchter tot diep in de finale meedoet. In 2016 ontstond de kopgroep waarvan ik deel uitmaakte pas na tachtig kilometer. Het was niet eens mijn taak om mee te gaan, want ik zou de eerste honderd kilometer vooral aankijken hoe het met mijn arm zou gaan. Ik kreeg een vrije rol, maar Jens Keukeleire en Luke Durbridge waren de kopmannen.”
Na een tijdje besluit Hayman toch vooraan te kijken. Hij weet: hoe langer het duurt, hoe sterker de uiteindelijke kopgroep is. Bovendien weet hij door zijn ervaring op welke stukken een gat geslagen kan worden. “De ploegleiding twijfelde, want als je net voor de kasseien pas losraakt, dan krijg je nooit een voorsprong van meerdere minuten. Het stuk waar ik mee schoof was op een weg die volledig vlak lijkt, maar dat niet is. Het loopt smerig omhoog en daar werd de forcing gevoerd. Met Magnus Cort was een ploegmaat van me mee, maar ik merkte dat een groot deel van de kopgroep al moe was omdat ze langer dan een uur probeerden mee te springen. Ik koos zelf het ideale moment.”
Nog voordat de eerste kasseienstrook wordt aangevat, zitten veel koplopers dus tegen hun limiet aan. Geen ideale combinatie zou je zeggen, maar Hayman noemt de kasseien juist voordelig voor aanvallers. “Het jojo-effect is dan over. Je kunt een vlakker tempo rijden en het is minder hollen en stilstaan. De eerste keer dat ik over de kasseien van Roubaix reed, was in 2000 bij mijn debuut. Veel mensen zeiden dat ik er goed in zou zijn gezien mijn gewicht en postuur. De eerste paar jaar twijfelde ik daarover. Iedereen ziet de mooie plaatjes en zegt dat het zo’n mooie koers is, maar eigenlijk was het helemaal niet zo leuk. De eerste edities raakte ik voor mijn gevoel iedere steen.”
Pas in de editie van 2003 krijgt Hayman het idee dat hij meer kan op kasseien dan de gemiddelde renner. Bovendien is het minder erg om pijn te lijden als je dichter bij de kop van de koers rijdt. “De eerste voorwaarde in Parijs-Roubaix is dat je het niet erg moet vinden om pijn te lijden. In de koers zelf is het zaak om op de juiste momenten vooraan te zitten, maar zonder te veel energie te verbruiken. Op de kasseien helpt het als je iets zwaarder bent. Absoluut vermogen is in Roubaix belangrijker dan in veel andere wedstrijden. Je moet lang een bepaald tempo kunnen volhouden, want uiteindelijk fiets je niet vaak boven je omslagpunt. Een kwaliteit die vaak vergeten wordt is het vermogen om zes uur lang te kunnen concentreren. In Milaan-San Remo moet je halfweg koers schakelen, maar in Parijs-Roubaix ligt gevaar de hele dag op de loer.”
Het bos
Op een kleine honderd kilometer van de finish ligt het eerste belangrijke meetpunt: Trouée d’Arenberg. Oftewel Het Bos van Wallers. De eerste strook met de maximale vijf sterren en een plek in koers waar je de wedstrijd uit je handen kunt zien glippen. Hayman heeft er niet bepaald fijne herinneringen aan. “Het is gewoon niet leuk. Er zijn momenten geweest in mijn loopbaan dat ik dacht aan stoppen en dan stond in volle vaart naar het Bos van Wallers rijden op de lijst met negatieve punten. Het is donker en de kasseien lopen naar beneden. Het is levensgevaarlijk, maar je moet mee. In 2016 ging het wel aangezien ik in de kopgroep van zo’n twintig renners zat, maar ik zei tegen Magnus dat we desondanks van voren moesten beginnen. Al dacht ik op dat moment nog niet aan het podium.”
Hayman ondergaat de koers. Hij neemt niet te veel initiatief. “In 2011 reed ik na het Bos van Wallers weg. Ik deed veel te veel en had tegen het einde geen energie meer. In 2016 dacht ik: ik bepaal niet wanneer de groep achter ons terugkomt. Ik hoefde de groep met favorieten niet achter me te houden, maar ze juist opwachten. De periode tussen het Bos van Wallers en Mons-en-Pévele is belangrijk, want daar gebeurt veel. Daar wordt de koers gemaakt en valt alles over het algemeen in de plooi. In 2016 viel Fabian Cancellara in die fase van de koers. Hij reed al op achterstand met Peter Sagan, nadat Etixx-Quick Step in dienst van Tom Boonen koers had gemaakt. Daarvan kreeg ik zelf weinig mee, want in Parijs-Roubaix weet je pas achteraf wat er allemaal is gebeurd. Toen de groep met favorieten terugkwam vooraan heb ik even de tijd genomen om te kijken wie erbij zat. Mijn ploeggenoot Durbridge was mee en daarnaast de nodige renners van Team Sky. Maar Durbridge reed lek en een aantal renners van Team Sky viel. Dat kantelde de wedstrijd weer volledig.”
De slotfase
Uiteindelijk blijven in 2016 vijf renners over vooraan: Boonen, Ian Stannard, Sep Vanmarcke, Edvald Boasson Hagen en Hayman dus. De laatste kans om nog grote verschillen te maken ligt op ruim vijftien kilometer van de meet: Carrefour de l’Arbre. Hayman voelt zich nog redelijk fris. “Sowieso heb je minder pijn als je voor de winst rijdt”, lacht hij een kleine vijf jaar later. “Ik schatte mezelf als vijfde in van de groep op kop, want ik was de hele dag in de ontsnapping geweest en kwam terug van die blessure. Ik kwam als eerste van de strook voor Carrefour de l’Arbre en dacht: ik blijf voorop, want dat maakt het makkelijker om te overleven. Vijftig meter voor het begin doken drie van de vier onderdoor en in de eerste bocht kwam ook Stannard langs. Ik moest de bocht breed uitsturen en had geen snelheid meer, terwijl Vanmarcke net op dat moment doortrok.”
Achteraf noemt Hayman die domper een geluk bij een ongeluk. “Ik was ervan overtuigd dat mijn wedstrijd erop zat. Ik zou vijfde worden of zelfs worden teruggepakt, maar toen ik toch terugkeerde kantelde mijn gevoel. Ik besefte dat de verhoudingen onderling helemaal niet in mijn nadeel waren. Zonder dat ik op achterstand was geraakt had ik die mentale boost nooit gekregen. Ik zat mentaal in de ideale positie, want ik was niet de renner die per se moest winnen. Ik weet nog dat ik op een gegeven moment wel dacht: als ik maar geen vierde of vijfde word. Maar toen ik de laatste twee kilometer losraakte met Boonen ben ik ook niet doorgereden met hem. Die zege zat wel degelijk in mijn hoofd. Het zorgde niet voor extra spanning in de laatste tien kilometer. Daarmee was ik niet bezig. Ik zat onlangs het Australisch kampioenschap op de weg te kijken en daarvoor was ik in de finale veel nerveuzer.”
De wielerbaan
Als Hayman de wielerbaan van Roubaix oprijdt in het wiel van Boonen en met de andere vluchters op een kleine achterstand voelt hij vooral opluchting. Opluchting dat hij die helletocht weer heeft overleefd. “Het klinkt gek, maar dat gevoel van opluchting was niet heel anders dan bij mijn andere deelnames. Ik had de nodige ervaring op de baan, want in mijn jeugd was het altijd mijn doel geweest om deel te nemen aan het wereldkampioenschap baanwielrennen. Ik was alleen niet goed genoeg en werd als tweede keus de weg op gestuurd. Zo werd ik wegwielrenner. Australië is geen groot wielerland, maar een koers als Parijs-Roubaix kennen sportliefhebbers wel. Voor zulke koersen gaan de echte fans een nachtje door. Toen ik terugkeerde in Australië werd ik overspoeld met verhalen van mensen over hoe zij mijn overwinning hadden beleefd. Dat was gaaf om te horen.”
Hoewel Parijs-Roubaix veel van het lichaam vraagt, staat Hayman de woensdag erop aan de start van de Brabantse Pijl. “Ik was bang dat men zou zeggen dat ik een onterechte winnaar zou zijn als ik moest lossen in de Brabantse Pijl. Dat gebeurde gelukkig niet. Je bent moe na zo’n monument, maar renners zijn vooral geestelijk op. Voor de meeste voorjaarsrenners valt hun doel weg en dan heb je iets eerder last van je rug en iets meer moeite om ’s morgens je bed uit te komen. De kassei heeft een prominente plek gekregen in de woonkamer. Al schuiven de kinderen de kassei soms opzij om lego te bouwen. Ik schrok op het podium hoe zwaar die kei is, zeker rond de twintig kilo. Het was al te laat om te falen, maar ik kreeg de prijs maar net boven mijn hoofd, haha. Soms blijf ik even staan bij die kassei in de woonkamer om te beseffen hoe mooi die voorjaarsdag in 2016 was.”
- Cor Vos