Renners houden er doorgaans een extreme levenswijze op na. Ze trainen ontzettend veel en hard, houden vast aan een strikt dieet en de rest van hun dagen vullen ze met recuperatie. Die levenswijze wordt almaar extremer. Vermogensmetertjes, hartslagmeters, tot in het detail uitgewerkte trainingsschema's en voeding dat tot op de gram is afgewogen...
Niet voor Annemiek van Vleuten dus. De Nederlandse superster hekelt zich aan sporters 'robotachtig hard werken' om de top te kunnen bereiken, zo vertelt ze in gesprek met Trouw. "Dat idee vind ik gevaarlijk. Je hebt sporters die heel extreem trainen. Dat houden ze dan vaak een of twee jaar vol en dan raken ze opgebrand. Ik zie het met lede ogen aan."
Toch heeft Annemiek zich daar ooit ook wel eens aan bezondigd. "Mensen zeggen dat ik extreem ben. Vroeger zeker, toen ik na een training absoluut wilde thuiskomen met een bepaald geleverd vermogen. Nu schaam ik me daar rot over. Ik werk er 95 procent van de tijd hard voor. Die andere 5 procent is plezier. Ik kan me focussen, maar alleen als de druk er tussen wedstrijden af gaat. Ik ben ook een mens. Het is mooi dat toprenners als Tadej Pogacar en Mathieu van der Poel dat ook in zich hebben."
Dat haar manier van aanpakken ook werkt heeft ze het voorbije seizoen wel bewezen. Van Vleuten won elke grote ronde en pakte ook nog eens de wereldtitel als ultieme bekroning op haar droomseizoen.
"Prestaties hebben een basis in plezier, niet in dwang van een coach. Ik doe extreme trainingen, maar dat hoeft niet extreem vervelend te zijn. Dat probeer ik uit te dragen", aldus Annemiek van Vleuten.
- Photo: Simon Wilkinson/SWPix/Cor Vos © 2022