Portret: Alejandro Valverde

Twaalf wereldkampioenschappen moest Alejandro Valverde rijden om zijn ultieme droom te verwezenlijken. In de elf keer vóór Innsbruck stond hij zes keer op het podium, maar nooit met de gouden medaille. Een levensverhaal van WK tot WK.

Valverde
  • Afbeelding van Alejandro Valverde Alejandro Valverde

De N-340 is de langste weg van Spanje, ruim 1.300 kilometer van Cádiz naar Barcelona, bijna in zijn totaliteit vlak langs de kust van de Middellandse Zee. Bij Almería duikt hij even het binnenland in, richting Murcia. Net buiten Murcia ligt de ‘rotonde van de dichters’. Daar heet de weg de Carretera de Alicante. Maar dat gaat veranderen. De eerste zeven kilometer, die door Las Lumbreras lopen, geboorteplaats van Spanje’s meest gelauwerde wielrenner, zullen binnenkort de Avenida Alejandro Valverde gaan heten. Zijn eigen weg, nu. De weg waarover hij al dertig jaar fietst, richting het noorden of het zuiden. De weg waar alles begon.

Hamilton (Canada), 2003. Een ronde voor het einde van het wereldkampioenschap. Het peloton is nog bij elkaar. Van Petegem versnelt. Boogerd, Bettini, Hamburger, Astarloa en thuisrijder Barry kunnen volgen. De kopgroep pakt een paar honderd meter. Even probeert Valverde de sprong te maken, maar hij wordt gevolgd en moet zijn eerste poging staken; in het peloton zit zijn kopman, tweevoudig wereldkampioen Freire, en voorin landgenoot Astarloa. De kopgroep blijft weg. Op de laatste klim demarreert Astarloa; ze zien hem niet meer terug. Valverde, 23-jarige WK-debutant, maakt dan wel de sprong, als enige. In de sprint van het groepje wordt hij tweede. Uitzinnig viert hij op de streep zijn zilveren medaille én de dubbele Spaanse triomf.

Tweede worden. Het overkomt Alejandro Valverde in zijn allereerste wedstrijd. Hij is een beetje gezet, een ‘bol’ jongetje, op zijn negende jaar. Maar sterk, ijzersterk. Al drie jaar traint hij mee met zijn vader en zijn oudere broer Juan Francisco. Af en toe test zijn vader hem, op de langzaam stijgende weg naar Abanilla; even doortrekken, kijken tot hoever de kleine kan volgen. En die blijft steeds langer aanhaken. Tijd om lid te worden van een club, die van het dorpje Puente Tocinos, een paar kilometer van zijn geboorte- en woonplaats Las Lumbreras, beide aan de rand van Murcia.

Alejandro, Alex voor zijn familie en vriendjes, rijdt zijn eerste wedstrijd in Jumilla, een uurtje rijden in de auto van zijn vader. Antonio, de alma mater van de club, gaat ook mee. Hij ziet zijn debutant tweede worden, achter een jongen uit de omgeving. De kleine Alex kijkt hem aan, blij na zijn eerste koers, en zegt: “Rustig maar, don Antonio. Komende zondag win ik.” Een week later, race in Yecla, nóg iets verder weg van huis. Weer alle promesas (beloften) uit de regio bijeen. Alejandro Valverde wint. Broer Juan Francisco stopt met fietsen, tot spijt van vader Juan, die naast vrachtwagenchauffeur ook amateurrenner is. Hij besluit dat Alex dan maar de eer van de familie hoog moet gaan houden. Op zijn elfde gaat de kleine naar de wielerschool van Santomera, en beginnen de echt serieuze wedstrijden. Alejandro Valverde wint ze allemaal, echt allemaal. Ouders van andere jongens zijn wanhopig; wanneer ze ontdekken dat ook dat joch uit Las Lumbreras meedoet, weten ze dat hun eigen zoon hooguit om de tweede plaats zal strijden.

Dat ‘joch’ krijgt al snel een bijnaam in de wedstrijden rond Murcia. El imbatido. De ongeslagene.

Madrid, 2005. Een jaar eerder, in Verona, trok Valverde de sprint aan, opdat Freire, gelanceerd vanuit een comfortabele zetel, voor de derde keer wereldkampioen kon worden; Valverde zelf werd zesde, als jonge luxeknecht. In 2005 is Freire er vanwege een blessure niet bij. Valverde is op het vrijwel vlakke circuit in de Spaanse hoofdstad de kopman van zijn ploeg. En zijn ongeduld om te winnen is groot. Als eerste van een groot en breed uitgewaaierd peloton trekt hij de sprint aan. Te vroeg. Als aasgieren duiken ze op hem, maar slechts Tom Boonen slaagt erin uit zijn wiel te komen. De Belg laat hem kansloos. Tweede zilveren WK-medaille voor Valverde. Hij is pas 25, en hij baalt.

Timmerman Manuel López heeft de bijnaam ‘de generaal’. Hij is streng voor zijn jongens, gasten van 15 en 16 jaar die volop in de puberteit zitten en naast het wielrennen ook andere verleidingen beginnen te ontdekken. López is de trainer van de wielerploeg Azulejos Joaquín Ramos; azulejos zijn tegels, het plaatselijke bedrijfje sponsort de ploeg. López hoort van de talentvolle ONCE-coureur Mariano Rojas dat die tijdens een training onder de indruk is geraakt van de 15-jarige Valverde. De aanbeveling levert Valverde een plaats op tussen de cadetes van de gevreesde en bewonderde ploeg van López, de sterkste uit de regio. Een jaar later is iedereen er diep aangeslagen: Mariano Rojas komt om bij een auto-ongeluk, op weg naar de Spaanse kampioenschappen. Zijn jongere broer José Joaquín wordt Valverde’s beste vriend; ze zijn het anno 2018 nog altijd. Onafscheidelijk.

Bij de cadetes is Valverde niet volledig onverslaanbaar meer, maar bijna: hij behaalt 19 zeges in 25 koersen. Nog steeds heeft hij een beetje overgewicht. School interesseert hem allang niet meer, hij maakt de middelbare niet eens af, tot frustratie van trainer López, die jaren later nog kritisch op ‘het gebrek aan hersens’ van zijn oud-pupil zal zijn. “Als hij de hersens van Eddy Merckx had gehad, zou hij in zijn carrière nog dubbel zoveel hebben gewonnen. Hij heeft wel dingen geleerd, in al die tijd, maar zijn kop verandert niet,” vertelde López in een boek over Spaanse kampioenen.

Salzburg, 2006. Opnieuw stormt een volledig peloton op de finish af als Samuel Sánchez het tempo voor zijn landgenoot Valverde maakt en de groep in de laatste bochten breekt. Drie mannen hangen achter Samu: Valverde, Zabel en Bettini. Als de moegestreden Sánchez afgeeft wordt Valverde verrast door Zabel, die de sprint aan de andere kant van de weg aantrekt. Bettini is alerter, en wint. Brons voor Valverde. Drie medailles in zijn eerste vier WK’s. Hij bonkt van frustratie op zijn stuur.

Sommige jeugdrenners uit de jaren negentig zullen het er nog wel eens over hebben, de dag dat zij er wel in slaagden de onverslaanbare te verslaan. Juan Carlos Escámez is er een van. Geboren in 1981, een jaartje jonger dan Valverde, kwam hij hem bij de junioren tegen. “Iedereen wist dat Valverde de beste in de sprint was, waar dan ook. En dat hij in de sterkste ploeg zat, die iedereen probeerde te controleren. Toch lukte het me één keertje te ontsnappen,” vertelde Escámez onlangs tegenover radiostation COPE. “Ze pakten me niet meer. Gelukkig kan ik zeggen: ik heb Alejandro een keer verslagen.”

En soms zegt hij het ook nog, als Valverde gestrekt op de massagetafel ligt en Escamez’ handen zijn spieren weer loskneden. Na hun juniorentijd reden ze ook samen bij de amateurs van Kelme, maar Escámez slaagde er niet in prof te worden. Valverde wel; na een jaartje bij de amateurs van Banesto kreeg hij in 2002 zijn eerste profcontract bij Kelme, een ploeg met de wortels in zijn streek, daar waar de bijnaam El Bala (van la bala, de kogel) en ook balaverde (groene kogel) verdiende. Hij werd direct voor de leeuwen geworpen, van Milaan-San Remo en de Amstel Gold Race tot de Ronde van Romandië en die van Spanje. Na twee weken verliet hij de Vuelta, om een jaar later terug te keren en als derde in het eindklassement te eindigen. Vóór hem twee Spanjaarden, Heras en Nozal, achter hem nog eens drie, Mancebo, González de Galdeano en Beltrán. Allemaal mannen die kort daarna werden geschorst vanwege of in verband werden gebracht met doping. De EPO circuleerde welig door het peloton, net als het verse bloed van dokter Eufemiano Fuentes, tot 2002 ploegarts van Kelme en daarna privé-dopingarts van veel renners.

Pas als hij Kelme allang heeft verlaten wordt ook Valverde achterhaald door de lange schaduw van Operación Puerto, het schandaal dat in 2006 explodeert. Valverde rijdt dan voor Caisse d’Epargne, waar hij een oude bekende treft: Juan Carlos Escámez, die zijn persoonlijke masseur, vertrouweling en grote vriend zal worden. Valverde heeft dan al, in zijn eerste deelname in 2005, een etappe in de Tour de France gewonnen; bovenop Courchevel verslaat hij Lance Armstrong; ze zijn de besten van een groepje met Basso, Rasmussen en Mancebo. Terwijl de een na de ander van die mannen zal vallen in de jaren van dopingjacht die daarop volgen, ontsnapt Valverde lange tijd, tot hij door aan de Italiaanse justitie ‘uitgeleverde’ bloedzakken halverwege 2010 alsnog geschorst zal worden; de drie overwinningen dat jaar worden hem afgenomen, de eindzege in de Vuelta van een jaar eerder, nog altijd zijn enige in een grote ronde, niet.

Valkenburg, 2012. Na drie mindere WK’s (57ste, 37ste en negende) en twee jaar afwezigheid door zijn schorsing, keert Valverde in Zuid-Limburg terug. Samen met Oscar Freire is hij de Spaanse kopman, maar de finish op de Cauberg lijkt geschikter voor hem. Hij laat zich echter verrassen, zit te ver naar achteren als de Belgen de race voor de laatste klim in brand steken en Gilbert er vandoor gaat. Valverde komt nog bij de achtervolgers Boasson Hagen en Kolobnev, maar ze kijken te veel naar elkaar. Brons voor de Spanjaard.

Op 21 januari 2012 vallen Alejandro Valverde en Juan Carlos Escámez elkaar huilend in de armen op de Old Wilunga Hill in de buurt van Adelaide, Australië. Het jaar ervoor, het volledige jaar van zijn schorsing, heeft de renner zo’n 48.000 kilometer getraind om fit te blijven, om de woede over zijn straf te beteugelen, om direct op een zo hoog mogelijk niveau terug te keren zodra hij weer mee mag doen met de rest. Hij kan niet wachten, dus is de Tour Down Under direct zijn eerste race. In de koninginnenrit verslaat hij in een tweemanssprint leider Gerrans; Valverde kan zijn emoties niet bedwingen, Escámez ook niet.

“Dit is, emotioneel gezien, de mooiste overwinning uit mijn carrière,” zegt Valverde na de huldiging. “Alle opgekropte drift heb ik er eruit kunnen gooien. Hier zit alles in, al die maanden trainen thuis, zonder aan wedstrijden mee te kunnen doen. Op zo’n moment herinner je je dat allemaal, en dan komen de tranen boven.”

Hij is nog geen alleswinner, dat seizoen na zijn terugkeer. De Ronde van Andalusië, een etappe in Parijs-Nice... In de voorkaarsklassiekers loopt het niet. “Er ontbreekt nog een Tour en een WK op mijn palmarés,” zegt hij in aanloop naar de zomer; hij is net 32 jaar geworden. Voor de Tour voelt hij zich een van de favorieten, vier jaar na zijn laatste deelname. Daar moet zijn eerherstel komen. Maar al na de eerste week is hij kansloos, eerst door een val op het vlakke, de dag erna door een lekke band bij het begin van een klim. Meer dan vier minuten verliest hij. “De Tour is geen koers voor mij,” jammert Valverde. “Hoe goed ik ook in vorm ben, ik zal hem nooit kunnen winnen.” In de slotweek brengt hij zelf een pleister op de wonde aan door in de Pyreneeën na een mooie solo bovenop Peyragudes te winnen.

Florence, 2013. Goud voor Spanje, dat lijkt zeker als vier man om de zege gaan strijden: Nibali, Rui Costa, Valverde en Joaquim Rodríguez. De laatste is de sterkste van de dag, plaatst in het slot drie aanvallen op rij. De laatste lijkt de beslissende, ‘Purito’ is weg. Op iets meer dan een kilometer probeert Rui Costa nog een sprong. Valverde maakt een grote tactische blunder: hij springt niet mee om de Portugees – zijn ploeggenoot bij Movistar – aan banden te leggen. Rui Costa achterhaalt Rodríguez en laat die in tranen achter met zilver. Derde brons voor Valverde.

Alejandro Valverde besluit alles te rijden wat hij kan. Zich alleen op een Tour de France richten is niets voor hem, dat kan alleen maar, zoals in 2012, op een teleurstelling uitlopen. Koersen wil hij, van eind januari tot ver in september of zelfs oktober. Zonder al te veel rust. “Eigenlijk heeft hij iemand nodig die hem afstopt, want hij wil alles. Ik zei hem vroeger: Alejandro, een goede ham heeft tijd nodig om te rijpen,” zegt zijn vroegere mentor Manuel López tegen sportkrant Marca. “Zijn probleem is dat hij alles kan. Hij is geen rassprinter, maar hij sprint. Hij is geen klassiekerspecialist maar hij wint ze wel. Hij is geen ronderenner maar kan altijd mee.”

Valverde zelf had zich graag meer grote rondes zien winnen. Die vermaledijde Tour vooral. “In Spanje wordt een meerdaagse ronde veel belangrijker gevonden,” zegt hij. Zijn bewonderenswaardige serie in de Ardennen, vier keer Luik-Bastenaken-Luik en vijf keer de Waalse Pijl, krijgt minder aandacht dan een etappe of een podiumplek in de Vuelta. Het blijken zijn beste jaren te zijn, die waarin hij zoveel koerst. Hij geniet, in 2014 en 2015. Lijkt ook tactisch gerijpt, na zijn blunder in Florence. Weet steeds beter waar en wanneer een koers te beslissen. Hij komt, eindelijk, op het podium van de Tour. De derde plaats in 2015, achter Froome en ploegmaat Quintana, smaakt naar glorie. Hij is 35 jaar.

Ponferrada, 2014. Kwiatkowski is weg. Op vijf kilometer voor het einde is zijn voorsprong 9 seconden op een groepje met onder anderen Gilbert, Van Aevermaet en Valverde. Allen kijken naar de Belgen, en uiteindelijk offert Gilbert zich op, maar in zijn eentje kan hij de Pool niet achterhalen. Gerrans wint de sprint van het groepje, Valverde pakt nipt zijn vierde bronzen plak.

Alejandro Valverde houdt er niet van in zijn eentje aan de finish te komen. Die op de Peyragudes was een van zijn weinige succesvolle solo’s. Al is het maar met één rivaal, en het liefst met een groepje... grote kans dat hij ze in een sprint verslaat. Maar dat heeft ook een nadeel: iedereen weet dat, dus zullen weinigen nog voor hem rijden. Zoek het zelf maar uit, als je wilt wegblijven. Verspil jij je krachten maar. En dat deed hij regelmatig, te veel. Alsof hij nog dat gezette jongetje van 13 jaar was, smijten met alle krachten in dat kleine lichaam; voldoende om iedereen te verslaan. Bij de profs is dat niet altijd even gemakkelijk. Maar toch: inmiddels meer dan 120 overwinningen. Slechts twee nog actieve renners hebben er meer, Cavendish en Greipel, maar zij zijn pure sprinters. Voor hun soort is een totaal vlak WK als dat van 2016 in Qatar, waarvoor Valverde afzegt; doodvermoeid en geen kans (een jaar eerder werd hij vijfde in de ook toen door Sagan gewonnen massasprint). In 2017 kan hij niet meedoen; in de Tour de France heeft Valverde bij een val in de proloog zijn knieschijf gebroken. Het herstel zal, met geluk, maanden duren. De murciano is 37 jaar; velen denken, vrezen of hopen misschien zelfs dat het het einde van zijn carrière is. Eentje die hij zal afsluiten zonder Tourzege, en zonder regenboogtrui.

Innsbruck, 2018. Nog één keer dan, op een circuit dat op zijn lijf is geschreven, ook al is dat lichaam al 38 jaar. En de benen, en het hoofd. Maar dat laatste is misschien een voordeel: de ervaring, het zelfvertrouwen, eindelijk een beetje de tactiek beheersen. Het hoofd werkt alle 254 kilometers lang: hij laat zich vrijwel geen enkel moment zien, verspilt geen onnodige energie, zijn ploeg werkt voor hem. Pas wanneer het er echt toe doet verschijnt hij vooraan, op de allerlaatste, de steilste, de onvoorspelbare klim. Hij valt niet aan, blijft gewoon bij. In het wiel van Woods en Bardet. Eenmaal over de top, en als Dumoulin is aangesloten, hoeft hij het alleen nog in de sprint af te maken. Maar met Valverde weet je het op een WK dan toch niet zeker: de onrust, het ongeduld, de zenuwen, de immense druk van die ene, misschien allerlaatste kans op goud.

Juan Carlos Escámez staat enkele tientallen meters achter de finish. Hij kan de streep niet zien, er is een scherpe bocht. Samen met andere verzorgers kijkt hij naar het grote scherm. De sprint tussen vier; tussen drie eigenlijk. Dumoulin kan niet meer. Woods en Bardet geven zich niet zomaar gewonnen. Valverde is aangegaan, “250 meter is ongeveer míjn afstand”. En hij houdt het. Escámez, een grote, onhandige rugzak als ballast, springt de weg op, en vangt halverwege de bocht zijn vriend op. Allebei schreeuwen ze even hard. Valverde stapt direct van zijn fiets, kijkt omhoog, naar het niets. De omhelzing, temidden van cameramensen en fotografen, duurt oneindig. En ze blijven schreeuwen, kreten zonder woorden. De tranen komen.

“Alle spanning van de laatste dagen en van de race zelf kwam eruit,” zegt Escámez een dag later tegen radiozender COPE. Valverde wordt dan gehuldigd in Murcia, intens gelukkig. “Ik heb vrijwel alles bereikt in het wielrennen wat ik me had gewenst. Alles wat ik vanaf nu doe is een geschenk.” Hij wil nog door tot de Olympische Spelen in Tokio, in 2020. Olympisch goud? Eerst een jaar van die regenboogtrui genieten. Het wachten is het waard geweest, zegt hij. “Ik den dat ik er nu meer waarde aan hecht dan wanneer ik jonger was geweest.”