Vrijdag 5 mei start de 100ste editie van de Giro d’Italia. De organisatie koos ervoor alle provincies van haar eigen land te doorkruisen in de jubileum-Giro. Wat voor parkoers dat oplevert, bespreken we in drie delen. Met in deel 3 de slotweek vol met mooie bergen.
Rit 15: Valdengo-Bergamo | 199 kilometer
De slotweek van de Giro d’Italia begint op zondag 21 mei. Op die dag verkennen de renners wegen die ze al goed genoeg kennen. De Ronde van Lombardije krijgt een eerbetoon van RCS, de organisatie van zowel de Giro als de eendagskoers. Maar naast een eerbetoon aan de Koers van de Vallende Bladeren, is deze etappe vooral een ode aan Felice Gimondi.
De drievoudig winnaar van de Giro – in 1967, 1969 en 1976 was de Italiaan eindlaureaat – die ook een Tour en Vuelta op zijn naam schreef komt namelijk uit de provincie Bergamo. Om precies te zijn uit Sedrina.
Valdengo ligt niet in Lombardije, maar in Piëmonte. Het ligt even buiten Biella, waar vanuit in de 14de rit de renners richting het heiligdom van Oropa hebben geklommen. In 2014 startte ook een Giro-etappe in Valdengo, deze kwam dat jaar aan op Plan de Montecampione.
Een eerbetoon aan Marco Pantani werd destijds met zilverpen geschreven door Fabio Aru. De ontdekking van die Giro was de renner van Astana, onder meer zijn ritzege op de beklimming die Pantani zoveel roem had gebracht droeg daaraan bij.
Via een deel van de finale van de Ronde van Lombardije – de vorig jaar toegevoegde Miragolo San Salvatore en Selvino, met in de finale de beklimming naar Bergamo Alta – wordt de winnaar van de dag bekend. Grote kans dat een vluchter zal zegevieren in Bergamo, met de zware slotweek in het vooruitzicht.
Bergamo Alta wordt omgeven door ruim vijf kilometer aan ouderwetse stadsmuren. Eens beneden, zijn daar de centrumstraten van Bergamo die overladen zijn van winkels voor toeristen. Een tip? De Bianchi-winkel aan de Largo Bortolo Belotti.
De renners zijn toe aan een dagje rust na een heuvelachtige, bij momenten zelfs bergachtige, tweede week. En de rust gaan ze zeker nodig hebben. Enkel de sprinter die het prachtige cyclamino nog om de lenden heeft zal nog opstappen na de rustdag. Want voor de sprinters is er wellicht nog één heel kleine kans.
Rit 16: Rovetta-Bormio | 222 kilometer
Eén van de langste etappes van de Ronde van Italië is gelijk ook één van de twee ritten die mag opgeschreven worden als koninginnenrit. Samen met de nog te benoemen achttiende etappe is de zestiende er een met vooraf al de stempel: legendarisch.
Als er op deze dag geen koers wordt gemaakt, dan nergens meer. Met Rovetta wordt een tweevoudig Girowinnaar geëerd. Hij droeg de bijnaam De Valk. Dan begint bij iedereen natuurlijk een belletje te rinkelen. Paolo Savoldelli is de naam. In 2002 en in 2005 was de Giro van hem. Bij de laatste van twee eindzeges kwamen zowel Gilberto Simoni als José Rujano enorm dicht bij de eindwinst.
Bekend in Rovetta is het houtmuseum. Dat is van de 15de tot en met de 19de eeuw zowel een verblijfplaats als werklocatie geweest van de familie Fantoni. De voorlopig laatste der Fantoni’s heeft sinds 1968 het museum opnieuw ingericht. Tekeningen, houtwerken en modellen staan er tentoongesteld.
De finish is gelegen in Bormio. Dat is vrijwel enkel bekend van de Giro d’Italia. Immers, vanuit Bormio zijn allerlei legendarische beklimmingen te bereiken. De bekendste? De Passo dello Stelvio. En inderdaad: die Stelvio zit erin. Voordat de mythische haarspeldbochtenberg opdoemt, is er eerst de Mortirolo. Ook die behoeft geen uitleg.
Na de Stelvio nog de Umbrailpass. De beklimming vindt plaats in Zwitserland, eenmaal boven zijn de renners weer op Italiaans grondgebied. De meest bekende aankomst in Bormio is ongetwijfeld die van 1988. Destijds sneeuwde het in de afdaling van de Gavia enorm hard.
Johan van der Velde kwam als eerste boven, maar kroop vanwege de koude in de afdaling in de ploegleiderswagen. Erik Breukink won die heroïsche etappe, waarna Andy Hampsten later eindwinnaar werd. Tot op de dag van vandaag de enige Amerikaanse winnaar.
Het peloton mag op deze dag ongeveer dezelfde weersomstandigheden verwachten als twee jaar terug, toen tussen de sneeuwmuren werd geklommen en afgedaald. Voorlopig geeft men vanaf 12 mei regenachtig weer aan.
Hoe dan ook: de winnaar op deze dag moet tegen koude kunnen en tegen vreselijk zware beklimmingen. Wellicht is de etappe zo zwaar dat hoe graag aanvallers de ritzege ook pakken, de klassementsrenners op de laatste twee beklimmingen vanzelf boven komen drijven. Wellicht letterlijk.
Rit 17: Tirano-Canazei (Val di Fassa) | 219 kilometer
Wanneer ik persoonlijk de meest bizarre etappe uit de aankomende Giro zou mogen aanwijzen, zou dat rit 17 zijn. Kijkende naar het profiel denk je namelijk: wordt dit een sprint? Of een vluchtersrit? Of een etappe waar oorlog wordt gemaakt?
Het lijkt een kopie van de zeventiende rit van de Giro van 2010. Hoe kom je daar nu weer bij? Dat was destijds een etappe naar Peio Terme. Ook toen was er een lange, vals platte en slepende beklimming richting de eindstreep. Enkel liep het kort voor Peio Terme nog wat steiler op en is dat naar Canazei toe niet het geval.
Wie zat er toen in de winnende ontsnapping? Steven Kruijswijk. De Noord-Brabander, die normaal gesproken dit jaar een nieuwe gooi naar een eindpodium wil doen, ging op pad met Damien Monier en Danilo Hondo. De jonge hond liet zich echter door de Fransman en Duitser aftroeven.
Tirano is de startplaats, dat vooral bekend is van de prachtige rode trein die over Europa’s hoogst gelegen spoorweg trekt. Eindbestemming: Sankt Moritz in Zwitserland. Onderweg volgen de beklimming naar Aprica – u wel bekend – en de Passo Tonale. Ook die kent u.
Welk klimmetje u misschien niet bekend in de oren klinkt is dat naar Giovo, op zo’n tachtig kilometer van de meet. Nabijgelegen dorp Palù di Giovo kent u waarschijnlijk helemaal niet. Behalve als u fan van Gilberto Simoni of de broers Moser bent. Dan is Palù di Giovo wellicht een soort van bedevaartsoord.
Francesco Moser, de bekendste van de Mosers, droeg in totaal 57 dagen de roze trui. Toch won hij maar één Giro, die van 1984. Wat dat betreft doet Gibo het beter: 24 dagen roze, maar winst in 2001 en 2003.
In 1987 won een bekende Nederlandse renner in Canazei. Het antwoord op de quizvraag volgt direct: Johan van der Velde. Wie anders, kunnen we eigenlijk wel zeggen. Een Nederlandse opvolger voor hem?
Rit 18: Moena-Ortisei/St. Ullrich | 137 kilometer
Als je net zoals ondergetekende pas sinds 2005 echt maniakaal met de professionele wielersport bezig bent én je hebt een fotografisch geheugen, zorgt de naam Ortisei/St. Ullrich voor een van de mooiste herinneringen uit een grote ronde ooit.
Het was in de Giro van 2005 het begin van de heerschappij in de bergen van Colombia-Selle Italia. Met José Rujano en Iván Parra in de lange vlucht zetten zij deze dag de volledige Giro op zijn kop. Won Parra de etappe, Rujano reed zich in de bergtrui.
Achteraan kreeg Ivan Basso last van zijn maag. Hij verloor een minuut op latere winnaar Paolo Savoldelli en was vooral de dag na de aankomst in Ortisei de pineut. Parra zou ook die etappe winnen en de strijd om de eindzege werd ongemeen spannend. 28 seconden op Simoni en 45 op Rujano hield De Valk over.
Net zoals twaalf jaar terug is ook deze keer de etappe richting Ortisei loodzwaar. De verleiding om deze etappe de koninginnenrit te noemen is groter dan bij de zestiende rit naar Bormio. Vijf beklimmingen volgen onderweg: de Passo Pordoi, de Passo Valparola, de Passo Gardena, Passo di Pinei en de slotklim naar Ortisei/St. Ullrich.
Klimmen, dalen, klimmen, dalen, klimmen, dalen, klimmen, dalen, klimmen. Vlak? Nou, in totaal wellicht een kilometertje of dertig. Van de 137. Dat moet wel spektakel opleveren. In startplaats Moena kunnen de renners – al zullen ze dat niet doen – het museum voor de geschiedenis van de Ladijnse bevolking bezoeken.
Ladijnse bevolking? Dat is de naam voor de inwoners van Zuid-Tirol. In Zuid-Tirol spreekt men Duits, Italiaans en Ladinisch. Dat is een taal die lijkt op het Reto-Romaans, een mengelmoes van talen die in een zeer klein gedeelte van Zwitserland wordt gesproken.
De organisatie had ervoor kunnen kiezen om de etappe 103 kilometer lang te maken. Aan dat punt komen de renners namelijk door in de aankomstplaats. Maar we krijgen nog een toegift van bijna 35 kilometer. En wie zal daarom klagen?
Rit 19: San Candido/Innichen-Piancavallo | 191 kilometer
Helaas voor de liefhebber: niet veel Dolomieten dit jaar. In het slotweekend maakt men vanuit Zuid-Tirol langzaam weer rechtsomkeert naar Milaan. San Candido staat bekend als soort van uitkijkpunt. Vanuit Innichen, om gelijk de Zuid-Tiroler naam te gebruiken, kun je namelijk de drie toppen genaamd Tre Cime di Lavaredo zien liggen.
San Candido ligt dicht bij de Oostenrijkse grens, maar die wordt niet overschreden. Via de Passo di Monte Croce Comelico gaan we zoetjes aan naar het zuiden. Halverwege de rit vormt de Sella Chianzutan de enige hindernis richting de slotklim van Piancavallo.
De beklimming naar Sappada onderweg is niet onbekend. Hier viel Stephen Roche in 1987 aan, terwijl zijn kopman Roberto Visentini, toekeek. De Italiaan had in de tijdrit het roze overgenomen en was aangewezen als nieuwe leider, waarna Roche voor de Tourzege mocht gaan. Dat zag de Ier niet echt zitten. Roche won zowel de Giro als de Tour. Kan Quintana in onder meer de voetsporen van de Ier treden?
De laatste beklimming is die naar Piancavallo, een oud skioord dat als een van de eerste plaatsen in Italië gebruik maakte van kunstsneeuw, zo’n vijftig jaar terug. Daar had Marco Pantani in 1998 niet echt veel rekening mee gehouden, want zijn aanval al vroeg op de beklimming deed vele Italianen dat jaar zweten.
De Piraat pakte dat jaar de eindzege, wat Pantani twee maanden later ook deed in de Tour de France. U leest het goed: Roche in 1987, Pantani in 1998. Dat moet haast geen toeval meer zijn. Of Quintana het ook kan is dus de grote vraag.
Rit 20: Pordenone-Asiago | 190 kilometer
De voorlaatste etappe is behoorlijk wat langer dan die van vorig jaar, waarin Vincenzo Nibali in extremis de eindzege afsnoepte van Esteban Chaves. De Colombiaan was op zijn beurt in de beruchte negentiende etappe de nieuwe leider geworden na de val van Steven Kruijswijk.
Pordenone en de Giro, dat betekent één ding: we brengen een bezoek aan de stad van Ottavio Bottecchia. Dat was de eerste Italiaan die de Tour de France won, hij deed het in zowel 1924 als 1925. US Pordenone, voluit Unione Sportiva, was de wielerclub van Bottecchia.
Bottecchia overleed plotseling in 1927. De Italiaan had een jaar daarvoor een fietsfabriek geopend, die nog steeds bestaat. In Calanzere, vlakbij Padova, is deze gevestigd. Bottecchia werd vermoord, maar tot op de dag van vandaag is het motief niet bekend. Geruchten? De ene denkt gokschulden, de ander denkt antifascistische ideeën.
De Muro di Ca’ del Poggio is de eerste hindernis van de dag. Ze is maar 1,1 kilometer lang en daarmee de kortste van de Giro. Daarna gaat men langs een van de betere wijnstreken van Italië, Valdobbiadene. Hier vond in 2015 de lange tijdrit plaats die Alberto Contador toen al aan de eindzege hielp.
Na wijn in Valdobbiadene, probeer de overheerlijke prosecco eens, gaan we naar andere Italiaanse drank. Grappa. Of toch, de Monte Grappa. Grappa is een gedistilleerd product van druivenresten na het maken van een goede wijn. En het is doorgaans niet te drinken, je krijgt het er kort heel warm van en je hoofd slaat op hol. Ideaal dus.
De Monte Grappa is een pracht van een beklimming. Wellicht zet het aan tot aanvallen, op weg naar de beklimming van Foza. Dit is een klim van 14 kilometer, aan bijna 7 procent. Eens boven volgt een plateau, een verraderlijk plateau. Wie op de top een achterstand heeft, verliest in de laatste vijftien kilometer veel tijd.
Ook met de finish in Asiago doet men een eerbetoon aan de Giro van 1998 waarin Marco Pantani zegevierde. Een andere Italiaan, Fabiano Fontanelli, won in Asiago. In dat prachtige gele tenue van Mercatone Uno. Tweede? Paolo Bettini.
Rit 21: Monza (Autodromo Nazionale)-Milano | 28 kilometer
De Giro d’Italia zit erop. Italië heeft drie weken reclame gemaakt voor het eigen prachtige land en de organisatie dacht niet aan een champagne-etappe met een koninklijke sprint in Milaan. Nee, de sprinters kunnen eigenlijk net zo goed na de dertiende etappe wel naar huis gaan.
Vijftien van de twintig Italiaanse regio’s zijn aangedaan in de 100ste Giro. Enkel Aosta, Campanië, Lazio, Ligurië en de Marken lieten de renners links liggen. Milaan is voor de 76ste keer eindbestemming van de Giro d’Italia, de Dom van Milaan voor de 9de maal.
Milaan is wereldwijd bekend en behoeft dus amper uitleg. Het overdekte Vittorio Emanuele II, het Scala-theater of de openbare tuinen (Giardani Pubblici) zullen allemaal wel bekend zijn.
Gestart wordt op een van de iconen van de nationale Italiaanse trots, het Formule 1-circuit van Monza. Autodromo Nazionale di Monza heet het zo prachtig in het Italiaans. Hebben de renners aandacht voor collega’s als Max Verstappen en Ferrari-coureurs Kimi Raikkonen en Sebastian Vettel? Wellicht niet. Er wacht een laatste klokproef van 28 kilometer, die het klassement nog kan omgooien.
Nederland gaat met Tom Dumoulin, Steven Kruijswijk en Bauke Mollema als hoop voor het klassement naar Italië. Is het genoeg om Vincenzo Nibali en Nairo Quintana af te houden? Dat leest u later deze week, op de eerste dag van de Giro, in onze voorbeschouwing op het eindklassement, de 100ste roze trui.
Geniet van de Giro!
Foto’s: Cor Vos, Peloton Magazine, Bottecchia.com