"Ik piekte zeker naar het wereldkampioenschap. Na de Tour de France bleef ik in Frankrijk en reed ik 35 tot 40 criteriums. ’s Morgens deed ik een training van ruim honderd kilometer en ’s middags reed ik rondjes om de kerk. Die criteriums waren een goede trainingsprikkel. Zo deed ik het ook in 1964 toen ik wereldkampioen werd."
"Tijdens de koers zelf kon ik me lang rustig houden, want er zaten drie Pelforth-ploeggenoten en met Bas Maliepaard een landgenoot in de vroege ontsnapping. Ik hoefde enkel te volgen en meegaan met de beste renners. In de finale werden de vluchters teruggepakt en op de laatste helling demarreerde Raymond Poulidor. En dat kon die, hoor.”
"Ik keek Poulidor aan om een beetje te bluffen, maar hij reageerde helemaal niet."
"Ik ben Poulidor gaan halen en ging naast hem rijden. Ik keek hem aan om een beetje te bluffen, maar hij reageerde helemaal niet. Samen met de Italiaan Vittorio Adorni kwamen we als eerste boven. Ik zag Adorni en Poulidor niet veel later met elkaar praten, maar ik verstond het niet aangezien ik iets achter ze reed."
"Later hoorde ik dat Poulidor de sprint zou aantrekken voor Adorni. Aangezien ik dat had gezien was ik extra alert in de finale. Natuurlijk was ik zenuwachtig op het einde, ook omdat het peloton vrij dicht achter ons zat. Ik ging op tweehonderd meter van de meet aan en reed voorbij alsof ze stilstonden. Er was geen fotofinish nodig en het bleek kat-in-het-bakkie.”
Peter Post
"De Franse fans en pers hadden uiteraard liever gezien dat Poulidor in eigen land had gewonnen, maar toch hadden ze vrede met mijn zege. Ik werd geaccepteerd door het Franse volk en de pers. Ik was een surrogaat Fransman geworden. Mede door die criteriums. We reden regelmatig met zeven of acht auto’s naar een criterium in Frankrijk. Twee dagen na het wereldkampioenschap reed ik wederom een kermiskoers, ditmaal in het Belgische Brasschaat. Daar kwam ik Poulidor en Adorni weer tegen. Ze zeiden dat ik hen mooi in de zak had gestoken. De zege werd me gegund, want ik was niet iemand die vijanden had in het peloton."
"In Sallanches deed vooral Ab Geldermans voortreffelijk werk. Die was de beste uit het hele peloton. Ik heb die dag menigmaal aan zijn broek gehangen, omdat hij bergop zo sterk was. Of hij ook had kunnen winnen is een tweede, maar hij was die dag in ieder geval dik in orde. Peter Post reed ook goed. Hem had ik gezegd: ‘Doe één ding, rijd op het wiel van Rik Van Looy.’ Die twee hadden een beetje mot met elkaar en dus wilde Post die taak graag op zich nemen. Na afloop hebben we mijn wereldtitel niet kunnen vieren, want er wachtte immers een criterium. Die waren in die tijd zo lucratief dat je niets oversloeg."
"De regenboogtrui is de mooiste trui die er is. De echte van Sallanches hangt in een museum in Oudenaarde. Ik voelde de druk van het rijden in de trui, want als wereldkampioen kun je nooit eens als 55ste eindigen. Een wereldkampioen moet presteren. Nadien kwam ik nog dichtbij op het wereldkampioenschap van 1967 in Heerlen. Onder anderen Eddy Merckx en Gianni Motta demarreerden vanuit het vertrek en ik zat met hele goede benen in het peloton. Ik reed weg en vroeg niemand om over te nemen."
"In drie rondes reed ik een gat van drie minuten dicht. Jos van der Vleuten zat ook vooraan en hem vroeg ik de sprint aan te trekken van ver. Ik wilde Merckx op zijn wiel laten, zodat hij te vroeg op kop zou komen. Maar wat deed Van der Vleuten: die wachtte en ging pas op driehonderd meter van de streep aan. Een perfecte lead-out voor Merckx. Ik kwam er niet overheen en bleef teleurgesteld achter."
Dit verhaal met Jan Janssen verscheen in de WK-special van vorig jaar. De komende tijd volgen ook de WK-verhalen van Johan van der Velde, Steven Rooks en Tom Leezer.
- Cor Vos