DUIVELTJE
Mijn eerste Tour was in 1980. Daarna volgden er, in twee schijven, nog vijftien. Ik maakte de heerschappijen mee van Hinault, Fignon, LeMond, Indurain en Armstrong.
Ik maakte historische taferelen mee: de opgave van Hinault in het geel in 1980, waardoor Zoetemelk alsnog de Tour won, de wedergeboorte van Freddy Maertens het jaar nadien (vijf ritten plus groen), de opkomst van Laurent Fignon (een renner met een paardenstaart die boeken las!), de 8 seconden waarmee LeMond de Tour won in 1989, het ongelofelijke (en later doorgeprikte) parcours van ex-kankerpatiënt Lance Armstrong.
Ik bedoel maar: toen al was er geen gebrek aan drama en epiek, waar de Tour sinds 1903 een patent op heeft. Al waren er ook vele dagen dat het ons wielerjournalisten aan grondstof ontbrak en wij in de perszaal verweesd naar het plafond staarden, in de hoop daar de schrijfmuze aan te treffen. De klauw die Hinault legde op het peloton, de slaapverwekkende saaiheid waarmee Indurain vijf keer de Tour won, de verlammende dominantie van Armstrong en zijn ploeg...
Ik schreef voor een broadsheet-krant, dagelijks drie pagina’s te vullen met twee man. Gekkenwerk, vooral na geschiedenisloze ritten waarin, met uitzondering van de massaspurt, geen knijt te beleven was geweest. Met veel verbeeldingskracht, uitweidingen, impressies en soms - toegegeven - verzinsels, slaagden we erin de bladzijden vol te krijgen. Maar op het einde van de werkdag zagen onze duimen er uit als gerimpelde stokjes. Helemaal leeggezogen.
Wat een verschil met de afgelopen Tour! Vanaf dag één, de vlam in de pijp. Waar voorheen bedachtzaamheid heerste, of hegemonie en hiërarchie, of berekening, of dosering, of combine, gingen nu dagdagelijks de remmen los. Wat een spektakel! Iedere dag een nieuwe kluif waar ik met graagte de journalistieke tanden in had gezet. En wat een emoties ook! Vooral de ritoverwinningen van Clarke, Jungels, Cort, Pidcock, Pedersen, Matthews en Houle verwarmden in dat verband mijn hart. Ik kreeg voorwaar weer zin om deel uit te maken van de karavaan.
Al was er meteen ook weer dan duiveltje dat diep in mij wakker werd en mij influisterde dat het er toch wel heel hard aan toe ging in deze Tour. Dat duiveltje krijg ik nooit weg, want het werd de afgelopen veertig jaar op geregelde tijdstippen gevoed door het ene dopingschandaal na het andere.
Uiteraard beweren de betrokkenen - niet in de laatste plaats de Jumbo-Visma-renners - dat hun fenomenale prestaties te danken zijn aan harde arbeid, minutieuze voorbereiding, dosering, steeds performantere wetenschappelijke begeleiding wat betreft training, voeding, materiaal. Dat zal dan wel. Maar het was eertijds ook altijd de aanvankelijke verklaring voor opmerkelijke - sommigen zeiden, onmenselijke - prestaties. Tot telkens weer de bom barstte.
Als bioloog weet ik dat het menselijke lichaam haar limieten heeft. Er zijn nu eenmaal natuurlijke wetmatigheden waar niemand aan ontkomt. Je kunt een en ander oprekken, maar niet tot in het oneindige. En hoe meer je oprekt, hoe moeilijker het wordt nog verder te gaan.
De dartele, haast kinderlijke kwistigheid waarmee de renners in de afgelopen Tour met hun krachten omsprongen, was een lust voor het oog van de wielerliefhebber. Nu maar hopen dat het plezier dat ze ons bezorgden, overmorgen niet wordt bezoedeld. Was het niet Lance Armstrong die in zijn Tour-podcast zei: “Wout Van Aert … Ik weet echt niet wat die kerel eet als ontbijt!”
Rik Van Walleghem (1952) was wielerjournalist en hoofdredacteur bij Het Nieuwsblad en werkte ook bij De Standaard. Hij was van 2006 tot 2016 directeur van het centrum Ronde van Vlaanderen in Oudenaarde. Hij maakte al verschillende boeken over het wielrennen.
- Foto: Cor Vos