Wijlen Jean Nelissen schreef in het verleden vele verhalen voor Wieler Revue. Ook over de legendarische Federico Bahamontes, die ons op 95-jarige leeftijd is ontvallen. Een poos geleden ging Nelissen bij hem op bezoek in Spanje. Het leverde een mooi verhaal op. De twee wielerdieren blikken terug op de bijzondere carrière van Bahamontes, waarin hij één keer de Tour de France won - en daar zes keer het bergklassement voor zich opeiste.
We zitten op het majestueuze, enorme terras van de Pagodes. Hoog in de bergen. We hebben via een kronkelend smal weggetje een col beklommen van zeker zes kilometer. Om uiteindelijk in dit paradijselijk chique hotel-restaurant aan te komen.
Beneden twinkelt in het zonlicht het fameuze stadje Toledo met al zijn architectonische pracht en praal. ‘Baha’ heeft de beste wijn van de streek besteld die glinstert in grote coupes, prachtig geslepen brede bokalen met imposante voetstukken. Ja, zo kan het leven wel.
'Baha' is Federico Bahamontes. Hij heet eigenlijk Alejandro Martin, die naam staat in zijn paspoort. Toen zijn ster als jong wielrenner begon te rijzen werd zijn roepnaam Féderico en Bahamontes is de naam van zijn moeder. Die vond hij mooier. En zo kent de wereld hem als Féderico Bahamontes, afgekort ‘Baha’, de beste klimmer ooit in de geschiedenis van de Tour de France.
Hij is bijna 80, de tijd heeft niet stilgestaan maar hij is nog vitaal, geen grammetje vet teveel. En psychisch nog heel scherp. Hij spreekt Spaans en Frans, hij zegt dat hij in het Nederlands alleen kan vloeken. ‘G…verdoem’. Dat heeft hij in het peloton geleerd.
Tour van '54
‘Baha’ is elegant gekleed. Een man van de wereld, in Spanje een nationaal symbool. Hij is in 1959 immers de eerste Spanjaard die de Tour wint en dat resultaat bereikt hij dankzij zijn vermaarde ploegleider Fausto Coppi, die hem ervan overtuigd dat hij meer kan dan alleen de bergprijs winnen.
Zijn onvergetelijke debuut was in de Tour de France van 1954, de 41ste Tour die voor het eerst in de historie in het buitenland start, in Amsterdam. Wout Wagtmans wint de eerste etappe in Brasschaat bij Antwerpen, wordt gehuldigd door Yvette Horner, de beroemde accordeoniste en vriendin van Edith Piaf, en pakt de gele trui.
In Caen wint Wim van Est, in Bordeaux zegeviert Henk Faanhof. In de succesvolle Nederlandse ploeg van Kees Pellenaars rijden Jan Nolten en ‘Tarzan’ van Breenen dapper mee.
Boerenzoon
Maar de show wordt uiteindelijk op opzienbarende wijze gestolen door de dan 26-jarige nieuwkomer in de Ronde ‘Baha’. Hij is een boerenzoon uit de omgeving van Toledo. Hij brengt als jongen met een zware handwagen landbouwproducten naar de markt in Toledo, aardappels, vruchten, groenten. Hij moet zware inspanningen leveren om de platte wagen met de zware vracht over de lokale hellingen te sjouwen en ontwikkelt hierdoor zijn been- en rugspieren.
‘Baha’ zegt: ‘In de bergen rond Toledo zijn veel van mijn zweetdruppels opgedroogd.’ In de Tour van 1954 breekt de zware Alpenrit aan over de befaamde Col du Galibier, vanuit Briancon inclusief de Lautaret 37 kilometer klimmen, de laatste 18 kilometer aan 8,7% naar 2556 meter hoogte. Tegen de top zijn de rotswanden bedekt met de eeuwige metershoge sneeuwmuren.
In dit tot de verbeelding sprekende decor is de mens maar een nietig wezen. ‘Baha’ danst op een onvergetelijke manier als een vlinder weg bij zijn concurrenten, onder wie de complete Franse elite onder aanvoering van Louison Bobet. Niemand kan zijn tempo volgen.
IJsje
Hij passeert de Col du Romeyre in het massief van de Galibier. Hij bereikt met minuten voorsprong de top van de Galibier en stapt van zijn fiets. Want zijn achterwiel slingert iets. Dus wacht hij kalm op zijn ploegleider. Aan de overkant van de weg staat een ijskarretje. Hij vraagt een ijsje en gaat in de berm zitten om lekker van het ijsje te genieten.
Daarmee treedt hij in de legende. De geschiedenis van de Tour de France is vanaf het begin getekend door bizarre gebeurtenissen. Maar dit slaat alles aan sensatiezucht. De koploper, die met grote voorsprong in de berm van de weg op zijn concurrenten wacht en zonder een spoor van nervositeit aan een ijsje likt. Alsof hij in Toledo de kermis bezoekt.
Als Louison Bobet en de anderen zwoegend de top bereiken, stapt ‘Baha’ weer op zijn fiets en rijdt met de kopgroep naar Aix-les-Bains, waar Jean Dotto (de latere winnaar van de Ronde van Spanje), de etappe wint. ‘Baha’ is tevreden. Hij is alleen maar gekomen om de bergprijs te winnen. En in dat klassement heeft hij een ruime voorsprong genomen.
Ruim een halve eeuw later lacht hij op het terras van Pagodes boven Toledo onbedaarlijk als we deze herinnering ophalen. “Toen ik aan dat ijsje likte was ik me helemaal niet ervan bewust dat er zoveel ophef over gemaakt zou worden. Dat hebben de journalisten gedaan. En ik vind het ongelooflijk dat zoveel mensen zich nog dat ijsje op de Galibier herinneren.”
Burgemeesterbezoek
Fédérico bestelt de lunch. Een geroosterde eend in donkerrode wijnsaus. Met een Madiranwijn uit de Pyreneeën. Een vrouw nadert en vraagt om een handtekening. ‘Baha’ zet routineus zijn krabbel. Hij is nog altijd een nationaal symbool. Hij wordt op manifestaties in Madrid, Valencia en Barcelona toegejuicht. Een grote meneer. Gekleed in zijn chique maatpak.
We nemen na de lunch een dubbele espresso met een glaasje Carlos Primeros. En we beginnen aan de afdaling naar Toledo. Beneden in de stad blijkt pas hoe populair ‘Baha’ na al die jaren gebleven is. In het centrum van de stad is een plein naar hem vernoemd. Op het plein kan hij geen 25 meter afleggen of hij wordt uitbundig begroet.
We lopen naar zijn kantoor waar de telefoon onophoudelijk rinkelt. Hij verontschuldigt zich, praat met radde tong in de hoorn en zegt: “Kom, we zijn weg, want we hebben hier toch geen rust.” We lopen weer over het plein en ‘Baha’ vraagt: “Zullen we de burgemeester bezoeken?” Hij pakt zijn mobiel en belt. “Ja, we kunnen komen.”
Het stadhuis is een pronkstuk. We lopen eerst door twee grote zalen waar aan weerszijden geüniformeerde bewakers zijn. We hoeven geen legitimatie te laten zien, want ‘Baha’ loopt voorop.
De Adelaar
In de derde, grote zaal van het stadhuis komt de burgemeester ons tegemoet. Een aristocratische man. ‘Baha’ wordt omhelsd, wij krijgen een stevige hand. De burgemeester neemt ons mee naar een hoek van de zaal waar een bronzen beeld van een meter staat, een adelaar, de Adelaar van Toledo. De burgemeester zegt: “Deze adelaar is van oudsher het symbool van de stad en Fédérico heeft hem laten vliegen.”
We drinken thee in het kabinet van de burgemeester en nemen afscheid. Buiten op het plein van ‘Baha’ zoeken we een terras op. ‘Baha’ bestelt wijn en onze cameraman Peter Bijlmakers kiest voor een verse sinaasappelsap. Zijn vijfde glas waarmee hij een culinair verwijt van ‘Baha’ uitlokt. ‘Baha’ wijst naar Peter en zegt: “El jefe del naranja!’
Spanjaarden niet geliefd
Bahamontes vertelt: “In mijn tijd waren Spanjaarden niet geliefd in het peloton, Franco was aan de macht en Fransen, Belgen en Nederlanders vormden een coalitie tegen ons. Als ik Fransman was geweest had ik vaker dan Lance Armstrong de Tour gewonnen.”
Zodra de grote cols in zicht kwamen, waar de meeste renners enorm tegenop keken, schoot de adrenaline door het lichaam van ‘Baha’. “De bergen zijn doorgaans een oase van rust, maar de tienduizenden supporters op de flanken scheppen een bijzonder decor. In deze sfeer leefde ik op, want de Tourmalet, Aubisque en Galibier waren mijn terrein. En daarin kon niemand mij volgen. Ik demarreerde aan de voet twee keer en ik was iedereen kwijt. Af en toe kon Charly Gaul met me mee.”
Onaantastbaar
Hij is geboren in het dorpje Santa Domingo-Caudilla, even buiten Toledo. Maar hij heet zijn hele leven lang al de Adelaar van Toledo. Hij danste op het ritme van de flamenco naar de ijle hoogten. Toen hij als eerste Spanjaard in 1959 de Tour won, ontstond in Toledo een spontaan volksfeest.
De schattingen lopen uiteen van 10.000 tot 15.000 feestende supporters. En de verering is al die jaren gebleven. Zijn roem is onaantastbaar. Coppi, Bartali, Anquetil en Bobet worden ook niet vergeten. Hij heeft tussen 1954 en 1965 zes keer de bergprijs gewonnen. Hij deelt die eer met Lucien van Impe.
“Er zijn nu geen echte klimmers meer”, zegt Fédérico. “Virenque werd zeven keer bergkoning, maar hij vertrok altijd voor een lange vlucht en sprokkelde op colletjes van derde en tweede categorie de puntjes voor het klassement bij elkaar.”
Leren klimmen?
‘Baha’ is een welgesteld man. Hij is getrouwd en heeft twee dochters. Hij exploiteert al 40 jaar een sportzaak en is distributeur van motoren. Hij organiseert de Ronde van Toledo en is voorzitter van een fietsclub voor de jeugd. Kun je klimmen leren? ‘Baha’ schudt ontkennend met zijn hoofd.
“Een echte klimmer ben je al in de wieg. Dat heeft te maken met je natuur. Met je gewicht, je longen, hart en nieren. En met de samentrekking van de spieren. Het hoofd speelt ook een rol. Je moet graag in de bergen willen rijden. Je moet van de rotsen houden en hun schaarse begroeiing. Van de ijle lucht."
"Er zijn renners die in de loop der jaren als klimmer verbeteren. Maar echte top zullen ze nooit worden. Eddy Merckx was geen specifieke klimmer. Maar hij had zoveel macht in zijn benen dat hij met de grote versnelling de klimmers pijn kon doen. En Armstrong kon zich in de bergen verdedigen door zijn hoge beenritme met een relatief kleine versnelling."
Zware fiets
"Ik klom destijds met mijn zware fiets van 12 kilo met tamelijk kleine versnelling. Mijn voorblad telde 50 en 48 tandjes en aan het achterwiel had ik 24, 22 en 20. De fiets waarmee Armstrong naar Alpe d’Huez klom woog iets meer dan zes kilo, de helft van mijn fiets."
Hij volgt het wielrennen nog altijd op de voet. De fiets heeft zijn leven bepaald, hem roem en rijkdom gebracht. Bahamontes passeerde als eerste de toppen van de cols Aspin (1962, Aubisque (1954, 1958, 1963), Bayard (1954), Bonette Restefond (1962, 1964), Cret de l’Oeillon (1956), Envalira (1964), Faucille (1964, 1958), Forclaz (1963), Galibier (1954, 1964), Izoard (1958, 1962), Laffrey (1954), Mont Cénis (1956), Peyresourde (1954, 1958, 1962, 1963), Porte ( 1963), Portet d’Aspet (1958, 1962), Puy de Dome ( (1959), République (1959, 1963), Romeyre (1954, 1959), Superbagnères (1962), Télégraphe (1964), Tourmalet (1954, 1962, 1963, 1964).
Een indrukwekkende, unieke reeks. Hij nipt aan zijn wijn. “Ik ga nog weinig naar de wedstrijden, het liefste zit ik thuis alleen voor de televisie.
'We zullen elkaar wellicht nooit weer zien'
Het is 1959. De 46ste Tour de France start in Mulhouse en er staan 120 renners aan de start onder wie Daan de Groot die op de eerste dag nipt de gele trui mist, want hij wordt verslagen door de fameuze sprinter André Darrigade en Jaap Kersten. ‘Baha’ rijdt voor Tricofolim en Fausto Coppi is zijn ploegleider. Fausto heeft hem in lange gesprekken ervan overtuigd dat hij de Tour kan winnen.
In de bergetappe naar Grenoble op de 17de dag pakt Bahamontes in de Alpen de gele trui en hij rijdt ermee naar Parijs. Het is ook een beetje de zege van de fameuze Coppi met zijn dringende blik in de ogen. “Fausto kon mij hypnotiseren”, zegt Bahamontes 50 jaar later.
De avond valt in Toledo. De Adelaar betaalt de nota. We nemen afscheid. “We zullen elkaar wellicht nooit meer zien”, zegt hij, “maar ik heb een paar aangename uren beleefd, het leven is immers zo kort. Wanneer je kunt moet je ervan genieten.”
- Cor Vos ©2003 Frederico Bahamontes (76)