Tom Dumoulin en Annemiek van Vleuten zijn nu alweer een poosje gestopt met wielrennen. Ze hebben veel gemeen: allebei zijn ze nu analist voor de NOS en - zoals je op de foto ziet - allebei werden ze wereldkampioen tijdrijden in het Noorse Bergen.
Wetenschappers Dumoulin en Van Vleuten
Maar er is natuurlijk ook een belangrijk verschil tussen de twee: de één, Tom Dumoulin, is man en de ander, Annemiek van Vleuten, is vrouw. Met de opkomst van het vrouwenwielrennen de laatste jaren als een echte volwassen sport is het interessant om de twee sporten - met respect voor de fysiologische verschillen tussen man en vrouw - met elkaar te vergelijken.
Dat vonden ook twee wetenschappers aan de Universiteit van Stellenbosch in Zuid-Afrika. Onder de noemer 'Racing Demands for Winning a Grand Tour: Differences and Similarities Between a Female and a Male Winner' publiceerden Teun van Erp en Robert P. Lamberts onlangs een uitgebreid onderzoek.
Aan dat onderzoek werkte ook de oud-trainer van Van Vleuten - en ook met Dumoulin had hij te maken - Louis Delahaije mee. Nog specialer: Dumoulin en Van Vleuten staan op de site van wetenschappelijke publicaties PubMed ook als co-auteur vermeld. Het totale onderzoek telt meer dan 1200 pagina's, maar op die site staan in het kort de conclusies.
De conclusies
De belangrijkste conclusie is niet schrikbarend: allebei zijn ze uitzonderlijke talenten op de fiets. De onderzoekers beschikten over de data van allebei de wielrenners tijdens twee grote rondes en vergeleek die met elkaar. Op die manier komen de FTP van zowel Dumoulin (417 watt) en Van Vleuten aan de weet (297 watt).
Om te vergelijken, keken de onderzoekers naar wanneer en welk percentage van dat FTP Dumoulin en Van Vleuten in de etappes gebruikten. Van Vleuten blijkt een hoger percentage van haar FTP te rijden in het eerste deel van vlakke etappes én het laatste kwart van de bergritten. De onderzoekers concludeerden dat de pacingstrategieën over het algemeen overeenkwamen.
Verder zagen ze dus dat zowel Dumoulin als Van Vleuten uitzonderlijke talenten zijn. Dat zien ze vooral aan de data waarin ze de MMP meenamen, de maximal mean power outputs - simpel gezegd: de maximale gemiddelde vermogens. Ze zagen die pas laat in de etappes afnemen. Daarvoor gebruikten ze het aantal al verbruikte kilojoule.
Bij Dumoulin zat er pas na 80 procent van de rit iets van verval in, bij Van Vleuten was dat na 75 procent van de rit. Het zijn de beste percentages die tot nu toe ooit in wetenschappelijk onderzoek zijn gevonden. Het bevestigt de nieuwe voedingsstrategieën die worden gebruikt in het wielrennen, maar nog veel meer het uitzonderlijke talent van de twee.
- Cor Vos