Dit verhaal met Primoz Roglic is een deel van het verhaal dat in onze Tour de France-special van 2022 verscheen.
Zelf was hij er altijd al van overtuigd, maar het is algemeen bekend dat men bij Team Jumbo-Visma na de Ronde van Baskenland 2018 begon te geloven dat Primož Roglič een grote ronde zou kunnen winnen. Eerder had hij vooral naam gemaakt als rittenkaper, maar met de eindoverwinning in het noorden van Spanje zette hij een volgende stap in zijn snelle ontwikkeling. Noem het een kantelpunt in zijn loopbaan, want sindsdien reeg hij de zeges aaneen.
Dat jaar sloot hij uiteindelijk af met acht zeges, terwijl hij in zowel 2019 als 2021 tot dertien overwinningen kwam. Zelfs in het coronajaar 2020 voegde hij twaalf koersen toe aan zijn erelijst. In 2022 kreeg hij te maken met flink wat tegenslagen. Eerst had hij last van zijn knie, vervolgens kwam hij ten val in de Tour de France en ook de kans op de eindzege in de Vuelta a España zag hij in rook opgaan na een zware crash. Hij vertelde in de zomer over onder meer het omgaan met teleurstellingen.
In de Tour de France was Jonas Vingegaard medekopman. Tegen Wieler Revue vertelde hij begin dit jaar over jullie vriendschap. Hoe zou jij je band met hem omschrijven?
“We hebben een hele goede band. Het is mooi om te horen wanneer hij dat soort dingen zegt. Ik heb hem vorig jaar na mijn opgave berichtjes gestuurd. Hij is dit jaar medekopman en dat maakt mij ook weer sterker. Het is goed dat we meer opties hebben, maar ik stel mezelf geen vragen in de trant van of we elkaar nodig zullen hebben in de bergen. Waar ik me mee bezig moet houden, is hoe ik iedere dag de beste versie van Primož laat zien. Op de kasseien, in de wind, in de bergen en zeker ook in de tijdritten.”
Hoe kijk je naar het parkoers van dit jaar?
“Ik kijk er zeker naar uit en ben er vooral heel blij mee dat het publiek weer terug is in de race. Er zitten veel crazy etappes in deze Tour de France, waaronder een rit over kasseien. Ik heb de Grand Prix Denain gereden en vooraf was ik een beetje onzeker, maar ik reed boven mijn verwachting en het bleek mooi om te doen. Of ik later de Ronde van Vlaanderen zou willen rijden? We zullen zien. Er zijn veel koersen en je moet keuzes maken. Ik zeg altijd: ‘Zeg nooit, nooit.’ In mijn leven heb ik veel verrassingen meegemaakt en je moet openstaan voor allerlei nieuwe dingen.”
Je focus gaat de laatste seizoenen vol op de Tour de France. Weet je nog wanneer je die koers zelf voor het eerst keek?
“Dat kan ik me eigenlijk niet meer herinneren, maar het was normaal dat ik de Tour de France keek in de zomer. Dan waren we aan zee en ging ik naar binnen om de Tour de France te kijken. Dat was inspirerend om te zien. Ik keek het in elk geval al voordat ik zelf begon met wielrennen.”
"Ik verkocht eerst reinigingsmachines en later maakte ik roltrappen schoon. Ik werkte rond vier of vijf uur als alles nog dicht was."
Laten we iets dieper ingaan op dat begin als wielrenner. Kun je iets meer vertellen over die periode? Hoe verdiende je je geld in de jaren ervoor?
“Ik verkocht eerst reinigingsmachines en later maakte ik roltrappen schoon. Daarmee verdiende ik best veel geld. Ik werkte rond vier of vijf uur ‘s nachts als alles nog dicht was. Er was verder niemand daar. Vervolgens had ik de hele dag nog voor me. Dat deed ik in een supermarkt zoals de Jumbo. Ik was toen een jaar of 23. Het was niet heel moeilijk, want er is een speciale machine voor. Het was een deel van mijn leven toen. Alles wat je doet, daar moet je trots op zijn.”
En na werk ging je trainen?
“Soms had ik de fiets zelfs al in mijn auto liggen. In 2012 investeerde ik drieduizend euro in een fiets en in een trainer. In 2013 ging ik al naar de continentale ploeg Adria Mobil. Ik begon met driehonderd euro per maand. Ik zei tegen de directeur: ‘Ik hoef geen geld, maar geef me in elk geval de kans.’ Dat was genoeg voor me. Ik was vooral dankbaar dat ik goed materiaal kreeg. De tweede koers in mijn loopbaan was de Coppi e Bartali tegen gasten als Ivan Basso. Na twee dagen kon ik niet meer lopen en dacht ik dat het onmogelijk zou zijn om drie weken achter elkaar te fietsen.”
Hoe reageerden je naasten toen je besloot om een carrière als wielrenner na te jagen?
“Die dachten waarschijnlijk dat ik gek was. Ik kom niet uit een sportfamilie en we zijn vooral opgegroeid met schansspringen. Ik startte ermee als kind en mijn ouders brachten me overal heen. Dat deed ik vijftien jaar lang en ineens zei ik: ‘Ik ga wielrennen en wil de Giro d’Italia of Tour de France rijden.’ Ze dachten: huh, hij heeft nog nooit op een fiets gezeten, toch? Waarschijnlijk waren ze ervan overtuigd dat ik van gedachte zou veranderen en dat ik een dag later weer iets anders zou willen doen.”
"Ineens zei ik: 'Ik ga wielrennen en wil de Tour en Giro winnen. Mijn naasten dachten waarschijnlijk dat ik een dag later weer iets anders zou willen.'"
Was je op dat moment zelf wel al écht ervan overtuigd dat je prof kon worden?
“Ja, eigenlijk wel. Als je nu terugkijkt, denk je: het was belachelijk om eraan te beginnen. Maar op dat moment was ik er zeker van. Ik had één groot voordeel: ik wist al enigszins hoe ik fysiek en mentaal in elkaar zat. Ik dacht dat wielrennen goed bij me zou passen, maar ik wist verder helemaal niets van de sport. Ik wist niet dat je moest plassen vanaf de fiets, dat er een kopgroep vandoor gaat vroeg in de koers. Maar ik had wel altijd het geloof dat ik een speciaal iemand kon worden in de wielersport.”
Denk je dat je nu nog meer ruimte hebt om te verbeteren omdat je nog niet zo lang prof bent?
“Ik denk altijd dat er ruimte is voor verbetering. Dat is waarom je wielrenner bent en dat is waarom je iedere dag opstaat om te trainen. Doordat ik laat begon met wielrennen maakte ik jarenlang heel snel progressie. Jaar na jaar werd ik snel beter, maar nu ben ik bijna tien jaar wielrenner en kan ik niet meer verwachten dat ik nog weer twintig watt meer trap."
"Aan de andere kant kan ik me blijven focussen op dingen waarvoor ik eerder minder aandacht had. Zo kan ik me misschien op een andere manier verbeteren. Het mentale gedeelte is bijvoorbeeld heel belangrijk. Het is een hele zware sport en het is een sport waar je je hoofd voor nodig hebt. Op allerlei verschillende manieren. Daaraan werk ik om de beste versie van mezelf te laten zien.”
Geloof je erin dat je races wint met je hoofd?
“Zeker weten. Net zoveel als je races wint met je lichaam. Je hoofd zegt wanneer je door blijft trappen of wanneer je stopt. Dat heb ik zeker moeten leren, want het is een hele andere sport dan schansspringen, hè. Ik zeg niet dat dat makkelijk is, maar het heeft weer hele andere eisen dan wielrennen. Fysiek gezien is wielrennen heel zwaar. Je verbrandt vijfduizend of meer calorieën per dag en dat vergt gewoon veel energie en inspanning. Om zo te moeten lijden was iets totaal nieuws voor me. Maar je wordt er beter in door het te doen. Dat is immers wat trainen inhoudt.”
Je schrijft alles wat je meemaakt op in een notitieboekje om daarvan beter te worden, toch? Lees je soms terug wat je in 2016 schreef?
“Ja, dat klopt. Misschien zou het slim zijn, maar ik lees het niet terug. Voorlopig ben ik gefocust op de koers en we zien later wel wat ik met die notities doe. Mijn vrouw kan goed schrijven, dus misschien dat ik er iets mee ga doen. Waarom ik dat doe? Omdat het me geleerd is om te doen toen ik schansspringer was en ik ben er eigenlijk nooit mee gestopt. Je schrijft gewoon op waaraan je de desbetreffende dag denkt.”
"Als je nu terugkijkt, denk je: het was belachelijk om eraan te beginnen. Maar op dat moment was ik er zeker van."
Helpt het je ook om alles te verwerken en om de bladzijde te kunnen omslaan bij bepaalde gebeurtenissen?
“Ja, dat denk ik wel. Iedere dag in mijn notitieboekje heeft een nieuwe pagina en zo is het ook in de wielersport. Iedere dag is een nieuwe uitdaging. Wat gisteren is gebeurd, is het verleden. Als je er op die manier naar kijkt, helpt het om in het moment te zijn en om je te focussen op de juiste dingen. Zeer zeker ook in een grote ronde, want je kunt twintig goede dagen achter de rug hebben maar dag 21 kan alsnog beslissend zijn.”
Het is inmiddels je zevende seizoen bij Jumbo-Visma. Heb je weleens overwogen de ploeg te verlaten?
“Ik ben nooit dicht geweest bij het tekenen van een contract bij een andere ploeg. Waarom zou je veranderen als het goed gaat? Ik zou niet weten waarom ik iets anders zou willen. Ik voel me op mijn plek bij de ploeg. Het raarste van Nederlanders? Ik ben niet vaak in Nederland, hè. Raar is het niet, maar ik vind het fijn hoe de ploeg functioneert. We communiceren heel open over alles. Van het management tot de mecaniciens: je kunt iedereen aanspreken en iedereen mag zijn mening geven. Dat maakt de gehele ploeg uiteindelijk sterker.”
Van wie heb je het meest geleerd in de ploeg?
“Van al de oudere renners eigenlijk, maar als ik één iemand moet noemen dan Robert Gesink. Hij hielp me vanaf het prille begin. Volgens mij lagen we zelfs samen op de kamer tijdens mijn eerste trainingskamp met de ploeg. Dat was eind 2015 in Girona. Robert is een geweldig persoon en het is iedere keer weer een genoegen om met hem te koersen.”
Komende Tour de France zal Jumbo-Visma met een ijzersterke ploeg starten om Pogačar uit te dagen. Heb je buiten de koers weleens contact met hem?
“Nee, eigenlijk niet. We sturen elkaar geen berichten en bellen elkaar ook niet, want ik focus me vooral op mezelf. We hebben zeker niets tegen elkaar en het is te gek dat twee Slovenen vechten om de hoogste posities. Zeker voor een klein wielerland. Ja, het is ook weleens raar, maar we moeten ervan kunnen genieten.”
"Iedere dag in mijn notitieboekje heeft een nieuwe pagina en zo is het ook in de wielersport. Wat gisteren is gebeurd, is het verleden."
Hoeveel populairder is wielrennen in Slovenië sinds de doorbraak van jou en van Pogačar?
“Dat is moeilijk te beantwoorden, want ik breng niet veel tijd door in Slovenië. Maar als ik om me heen kijk, dan ontwikkelt het zich snel. Er zijn veel wielrenners die het recreatief beoefenen. Mensen beginnen de wielersport te kennen en de cultuur van de sport te begrijpen. Of Luka Dončić nog populairder is dan ons, haha? Hij is een wereldster in de NBA. Maar het zou gek zijn als we elkaar gaan vergelijken, want het is vooral prachtig om te zien dat een land met twee miljoen inwoners zoveel goede atleten voortbrengt. Nee, ik heb ook geen contact met Dončić. Pogačar en hij zijn beiden ook zo’n tien jaar jonger dan ik.”
Je bent nu bijna tien jaar wielrenner. Komen er al renners naar je toe die werden geïnspireerd door jou?
“Ja, dat gebeurt weleens en dat is geweldig. Ik heb er zelf nooit van gedroomd om te worden wat ik ben geworden. Maar ik ben heel dankbaar dat het toch is gebeurd. Soms moet ik mezelf eraan herinneren hoe ik prof ben geworden. Al die keren dat ik me moest bewijzen. Nu heb ik niets meer te bewijzen. Ik heb al veel gepresteerd waar ik onwijs trots op ben. Al zijn er natuurlijk nog steeds doelen die ik hoop te bereiken.”
Blijft het belangrijkste doel van je loopbaan om de Tour de France te winnen?
“Ja, zeker weten.”
- Photo: Vincent Kalut/PN/Cor Vos © 2022