Toertocht Parijs-Roubaix: de toestand bereiken waarin je geniet van het afzien

Om te ervaren wat de renners vandaag voor de kiezen krijgen kroop onze redacteur zelf op de fiets om de toerversie van Parijs-Roubaix te rijden.

Ondanks diverse uitnodigingen heb ik altijd geweigerd om over de kasseien van Roubaix te fietsen. Ik zie niet in waarom je je als toerfietser wilt kwellen over die ellendige keien. Een ware beproeving, niet alleen voor het lijf maar ook voor je materiaal.

Abominabel Bos van Wallers

Gelukkig stelde Specialized een Diverge voor me beschikbaar. Een gravelfiets met verstelbare voorvering en 32 mm banden gemonteerd. Onder deze voorwaarden durfde ik de uitdaging wel aan en begaf ik me naar het Velodrome in Roubaix. Onder werkelijk perfecte omstandigheden gaan we in het oerlelijke Roubaix van start, de plek van zoveel wielergeschiedenis.

Het zonnetje schijnt volop en er staat weinig wind. Deze mistroostige plek krijgt zowaar een beetje glans. Ik heb gekozen voor de 145 kilometer wat betekent dat we niet van A naar B rijden, maar starten op het Velodrome en middels een flink rondje ook daar weer finishen. Wat me al meteen opvalt is dat de omgeving rond Roubaix enorm verstedelijkt is. Het duurt zeker een uur voordat het draaien en keren in de vervallen dorpjes achter de rug is en we koers kunnen zetten naar het Bos van Arenberg.

In een ver verleden heb ik het Bos van Wallers al eens op de fiets verkend, maar ik koester er weinig fijne herinneringen aan. Logischerwijs draai ik met enige schrik deze gevreesde kasseienstrook op. De kasseien is Wallers liggen er echt abominabel bij. Ik probeer een beetje snelheid te behouden, maar ondertussen stuiter ik van het gat naar het andere.

Vooral de eerste kilometer van het Bos ligt slecht en ik prijs me gelukkig dat ik nooit de echte Parijs-Roubaix hoef te rijden. Deze ellenlange strook heeft in zijn lange geschiedenis al zware slachtoffers gemaakt. Zo brak Johan Museeuw hier ooit zijn knieschijf met levensgevaarlijke complicatie en ook Philippe Gaumont brak hier zijn dijbeen. Bekomen kan je slechts gedurende 4 km. Dan duikt Wallers à Hélesmes (1.600 meter, 3 sterren) op

Beurse benen

Mijn benen voelen nog beurs aan van het Bos, maar ik neem me voor zo snel mogelijk over de keitjes heen te rijden. Dan ben ik er zo snel mogelijk weer van af. Ik passeer de karakteristieke Pont Gibus, het eerbetoon aan Gilbert Duclos-Lasalle. Inmiddels voel ik iets rammelen aan mijn fiets, maar aangezien ik het gevoel heb 'in koers' te zitten - hoe zielig!- negeer ik het.

Geen slim idee, want op de volgende kasseistrook van Hornaing trilt mijn achterste bidonhouder los en blokkeert dat mijn pedaaltred. Gefrustreerd als Andrea Tafi die een lekke band krijgt in volle finale spring ik van mijn fiets en schroef ik de laatste bout los waarmee mijn bidonhouder aan het frame vastzit. Ik smijt het onding in de berm waar talloze reepjes, gelletjes en bidons stille getuigen zijn van wat zich op deze eeuwenoude geitenpaden afspeelt.

De zuidenwind die dit weekend door Frankrijk blaast is trouwens zeeer welkom. Niet voor niks rijdt Dylan van Baarle een dag later in recordsnelheid tussen Compiegne en Roubaix. Ik merk op dat veel Franse mannen op leeftijd en met buikje op hun racefiets van 40 jaar geleden zonder enige moderne aanpassingen over de kasseien stuiteren. Retro shirtjes van Z, Once en La Vie Claire duiken regelmatig  op en ik schaam me bijna om hen met mijn supercomfortabele Diverge voorbij te steken. 

In gevecht met de kasseien op de comfortabele Diverge. | Beeld: Sportograf

Genieten van het afzien

In evenementen voor wielerliefhebbers is het altijd leuk om met iemand samen te rijden. Je daagt elkaar op een gezonde manier uit, je trekt elkaar naar een hoger niveau, je deelt het genieten én afzien, en je voelt je verbonden met een gemeenschap van mensen die een passie delen. De kasseistroken volgden elkaar in snel tempo op. Ik moest de pijn verbijten om snelheid te kunnen aanhouden terwijl ik door elkaar geschud werd. Recupereren kon op het asfalt. Dankzij de rugwind werd deze snelle afwisseling tussen asfalt en kasseien een plezier.

Ik bereikte stilaan de toestand waarin je geniet van het afzien, het grote mysterie van de sport. Wat ook motiveert, is je meten met anderen. Er speelt zeker een competitief element mee, maar dat is zeker niet de enige reden waarom dit een goed gevoel geeft. Na die duizenden kilometers van fietsen in heerlijke eenzaamheid zag ik wat dit opgeleverd had in de opbouw van de conditie.

Voorbijsteken op de kasseien van het Franse Noorderdepartement is nochtans niet eenvoudig. De meeste renners rijden op de rug van de kasseistrook. Om voorbij te steken, moet je naar de randen waar de kasseien het slechtst liggen. Je wordt nog harder door elkaar geschud, en moet nog harder duwen om geen snelheid te verliezen.Gelukkig is het materiaal sinds die tijd spectaculair verbeterd. Als je nu de fietsen van twintig jaar geleden ziet kun je je bijna niet voorstellen dat ze daarmee Parijs-Roubaix reden.

Eens een keer de kilo's niet vervloeken

Inmiddels zetten de fietsfabrikanten vol in op comfort, vering en dikkere banden waarmee je zo comfortabel mogelijk over dit soort kasseistroken heen kunt rijden. De Diverge, waar ik vandaag op rijd, heeft een draaiknop bovenop het stuur waarmee je voor elke strook de vering kunt aanpassen.

Dus elke keer als er zich zo’n vervelende strook voordoet, gelukkig worden ze telkens goed aangegeven, draai ik de knop zo ver mogelijk naar rechts en hobbel ik vervolgens naar het einde van de strook, waar ik de draaiknop ogenblikkelijk weer naar links draai. De Diverge is veel te zwaar voor de heren profs om Roubaix mee aan te vatten, maar voor een iets te zware toerfietser zoals ik is deze bolide ideaal. 

Tsja, wat is te zwaar? Als ik in Italië meedoe aan Gran Fondo’s vervloek ik mezelf regelmatig als ik weer eens met met die extra kilo’s een steile klim omhoog moet. Maar hier op het vlakke land van Noord-Frankrijk is dat extra gewicht geen nadeel. Op kasseien kan het zelfs in je voordeel werken. Je stuitert minder van steen naar steen dan een lichtgewicht en met die gedachte praat ik mezelf moed in op de volgende stroken.

Maar dan begon de geseling, met een razendsnelle opeenvolging van de meest mythische en zwaarste stroken: Cysoing à Bourghelles en Bourghelles à Wannehain (1.600 meter, 3 sterren), Camphin-en-Pévèle (1.800 meter, 4 sterren) en uiteraard Carrefour de l’Arbre en Gruson (3.100 meter, 5 sterren), die elkaar naadloos opvolgen.

Adrenaline

In elke bocht vertragen om niet te slippen en weer optrekken. Stukken met rukwinden van opzij. Snel genoeg rijden om niet van de relatief veilige rug van de kasseistrook weggeblazen te worden. Na Gruson kan je even op adem komen tot de laatste kasseistrook: Willems à Hem (1.600 meter, 3 sterren). Een mooie kronkelweg met een geasfalteerd paadje langs de kant, dat natuurlijk geblokkeerd was.

Vanaf hier voelden we de adem van de finish. We roken de Velodroom, zoals ze dat op Sporza zo mooi zegden. De rush van de finale stuwde ons vooruit, ook al wisten we dat hier niks te winnen viel. Het was de adrenaline. En dan draaiden we erop, op de wielerpiste.

Beelden van zoveel legendarische aankomsten staan sinds onze kindertijd in ons geheugen gegrift, en plots ga je daar zelf recht in de trappers. Mensen juichten, ook al waren we ‘slechts’ liefhebbers. We reden hoog op de hellende piste en trokken een sprint naar de finish.

Zelf in het zadel
  • Beeld: Sportograf