Longread: Wieler Revue verkent 65 kilometer korte Pyreneeën-rit

Wieler Revue-verslaggever Bram de Vrind ging al in mei de Koninginnenrit van de Tour de France verkennen. 65 kilometer over 3 zware cols: dat leverde fraaie beelden en tekst op!

Pyreneeën

Oorlog vanaf de start

Met een lengte van slechts 65 kilometer en drie Pyreneeën-cols belooft de zeventiende etappe van de Tour de France een spektakelstuk te worden. Verslaggever Bram de Vrind ging op parkoerssverkenning, blies zichzelf op in het wiel van Richie Porte en zwoegde op de gravelstroken van de Col de Portet, die speciaal voor de Tour worden geasfalteerd.

Wat is de vierde belangrijkste plaats van Frankrijk? Bagnères-de-Luchon.

Althans, als je het de inwoners van het trotse wielerdorp in het hart van de Pyreneeën vraagt. Het kuuroord met zijn thermen was al 54 keer aankomst- of startplek van een etappe in de Tour de France. Daarmee bekleedt het dorp gemeten naar Tour de France-start/finishes de vierde plaats in Frankrijk.

Dit jaar komen daar een aankomst en start bij. 'Luchon' is niet alleen aankomstplaats van de zestiende etappe vanuit Carcassonne, maar ook – en bovenal – ville départ van de zeventiende etappe naar de Col de Portet.

Een indrukwekkend beeld.

De rit op donderdag 25 juli belooft een spektakelstuk te worden. In de etappe van slechts 65 kilometer krijgen de renners drie cols voor de wielen. Daarmee wordt de rit een van de kortste bergetappes in de geschiedenis van de Tour. De flitsetappe begint met de Peyresourde (1.645 meter), gaat vervolgens over de Col de Val Louron-Azet (1.580 meter) en finisht op de Col de Portet (2.215 meter), die voor het eerst wordt beklommen in de Tour.

Nieuwe specialiteit

De etappe sluit aan op de trend van kortere bergritten in de Tour, zoals vorig jaar met de dertiende etappe van 101 kilometer van Saint-Girons naar Foix, gewonnen door Warren Barguil. Maar omdat de flitsetappe van dit jaar later in de Tour ligt én dus nog korter is, verwacht organisator ASO een nog explosievere rit.

Chris Froome kijkt er alvast naar uit, liet hij weten tijdens de presentatie van de route in Parijs. “Voor mij is het een nieuwe specialiteit. De favorieten zullen al in de eerste kilometers aanvallen en het zal één van de sleuteletappes worden in deze Tour de France”, zei de laatste Tour-winnaar. Dat beaamt Romain Bardet, vorig jaar derde in het eindklassement: “Het zou me niets verbazen als deze etappe de grootste tijdsverschillen in deze Tour de France oplevert.” Bauke Mollema van Trek-Segafredo is duidelijk als we hem om zijn mening naar de flitsetappe vragen (zie kader): “Dit wordt oorlog vanaf de start.”

Het betere bochtenwerk.

Onze belangstelling is gewekt. We reizen af naar de Pyreneeën om het parcours van de etappe te verkennen. Dat doen we onder begeleiding van Christian Lafont van Luchon Cycling. We verzamelen bij de fietswinkel van de fitte zestiger, wereldkampioen tijdrijden onder brandweerlieden, in Luchon.

‘La Guerre commence’

Het is een frisse lenteochtend. We rollen over de officiële start van de etappe bij een kerkhof en een paar appartementengebouwen. Al gauw wordt duidelijk waarop Mollema doelt met 'oorlog vanaf de start': na nog geen honderd meter vals plat beginnen we aan de Col de Peyresourde (13 kilometer, 7 procent). De col meandert de eerste kilometers met lage stijggingspercentages door de vallei: hier zal het peloton met een rotvaart de berg op sprinten.

De col ademt koershistorie. Hij werd al in 1910 in de Tour opgenomen. Grote renners als Fausto Coppi (1951), Bernard Hinault (1979, 1981, 1986) en Laurent Jalabert (2001) gaven er de concurrentie het nakijken. Chris Froome won in 2016 een etappe over de col die toen van de andere kant werd beklommen. Hij plaatste een aanval op de top en maakte het af met een magistrale afdaling naar Luchon. Vorig jaar, toen de col in de twaalfde etappe van deze kant werd beklommen, was de Keniaanse Brit minder fortuinlijk. Hij vloog er uit de bocht en kon nog maar net een paar geparkeerde campers ontwijken. Later die dag moest hij zijn gele trui afstaan aan Fabio Aru.

Bram op het vliegveld van Peyragudes, waar het peloton vandaag niet over fietst.

We passeren de kapel van Saint-Aventin en ronden de bocht waar Froome vorig jaar het gras op reed. Tussen de wolken verschijnen de skiliften van Superbagnères. Op de weg staan aanmoedigingen voor Romain Bardet en Warren Barguil getekend en de naam van wijlen Michele Scarponi omkaderd met een groot hart.

We rijden de wolken in. Vanaf de col klimmen we nog anderhalve kilometer verder naar Peyragudes, de top van de eerste klim op 1.645 meter. De benen hebben dan nog weinig geleden dankzij de geleidelijke hellingsgraad.

In het verlaten skidorp passeren we de steile start/landingsbaan van Altiport Peyresourde-Balestas, die vorig jaar dienst deed als finaleklim van de twaalfde etappe. Op het tarmac van de start/landingsbaan waar ooit een Bondfilm werd opgenomen, moest Froome passen en verloor zijn gele trui. Het is een bijzonder gezicht, de luchthaven boven de wolken.

Col de Porte(t)

Een snelle afdaling brengt ons naar de oevers van het turquoise meer van Génos met zijn dertiende eeuwse kasteel. Daar volgt alweer de volgende horde: de Col de Val Louron-Azet. De klim is met 7,4 kilometer en gemiddeld 8,3 procent een stuk vinniger dan de gelijkmatige Peyresourde. De route naar het skistation van Val Louron werd tot dusverre zes keer in de Tour opgenomen. Voor het eerst in 1997 toen Marco Pantani er als wedstrijdleider boven kwam.

Een parapenter cirkelt boven het meer. Ik maak tempo op de haarspeldbochten. Dan klinkt plots de claxon van een ploegwagen. Een auto van BMC passeert, gevolgd door een groepje van drie renners. Ik pik aan en zie mijn hartslag langzaam maar zeker boven het omslagpunt kruipen. “Waar kom je vandaan?”, vraagt de voorste renner in het Engels met een rond 'Aussie' accent. Ik lees de naamsticker op zijn fiets: Richie Porte! “Je komt uit Nederland? Nooit van gehoord”, grapt hij naar zijn ploegmaats. “Ooit gehoord van de Amstel Gold Race? Een renner genaamd Tom Dumoulin?”, vraag ik. “Haha! Die kennen we wel”, zegt Porte voordat hij nog eens aanzet.

We kijken uit over het skidorp onder de col. Een bord geeft aan dat we nog maar een kilometer tot de top te gaan hebben. Even denk ik: ze gaan me niet meer lossen! Maar 400 meter voor de top rijd ik zo diep in het rood dat mijn benen ontploffen.

Porte en zijn ploeggenoten op pad.

Op de col wacht ploegleider Fabio Baldato met de teamwagen. Op de motorkap is een camera gemonteerd. Baldato vertelt dat hij met zijn ploeg op verkenning is: “We concentreren ons met name op de afdalingen, die we vastleggen op video. Op de beklimmingen moeten vooral de benen spreken.”

Het inspecteren van de afdaling naar Saint-Lary-Soulan zal de mannen van BMC geen windeieren leggen. Na een snelle beginfase volgt een serie smalle haarspeldbochten door het plaatsje Azet. Daar mag de Tour-organisatie wel een aantal strobalen voor het opvangen van uit de bocht vliegende renners plaatsen.

Poort naar de hel

Vanuit Saint-Lary-Soulan beginnen we aan de slotklim: de Col de Portet (2.215 meter). Met een lengte van 16 kilometer tegen 8,7 procent gemiddeld is deze klim (niet te verwarren met de Col de Portet d'Aspet) veruit de zwaarste van de dag. De doodlopende weg naar de skipistes van Espiaube is voor het eerst opgenomen in het parkoers van de Tour de France. Dat is niet vreemd: tot begin dit jaar was ze niet volledig geasfalteerd. Speciaal voor het Tourpeloton wordt een nieuwe asfaltweg over de col aangelegd, die begin juli klaar moet zijn. Hoger en steiler dan zijn tegenhanger, wordt de klim alvast 'de nieuwe Tourmalet' genoemd.

De eerste kilometers volgt de route het traject van de bekende beklimming naar Pla d'Adet. Maar in plaats van naar het skidorp op de zuidflank van de berg te klimmen, slaan we rechtsaf de noordflank op. Daar geeft een rood bord aan: Route du Col de Portet: Fermé – dicht. We kijken wel hoever we komen.

Als wij de col beklimmen, zijn de asfaltmachines nog niet geweest. De weg zigzagt omhoog via een serie haarspeldbochten. Al gauw volgt de eerste gravelstrook. Ik manoeuvreer over het grindpad als op een kasseistrook in Parijs-Roubaix: 10 meter vooruit kijken, zoeken naar het juiste paadje en kuilen ontwijken. Het is maar zeven graden, maar ik ben zeiknat van het zweet. De tank begint leeg te raken: ik moet betalen voor de inspanning op de Col d'Azet. We sturen van gravelstrook naar gravelstrook. Op het rechte stuk bovenin de col volgen de eerste sneeuwmuren. Mijn fietscomputer geeft regelmatig een hellingsgraad van 13 procent aan. Hier wordt het voor de renners pompen of verzuipen in de Tour.

Skiliften; een teken dat we op hoge hoogte fietsen.

We rijden onder de skiliften door, geflankeerd door steeds hogere sneeuwmuren. Op de piste is nog een skiër actief. Dan rijden we een donkere tunnel in en komen uit in een witte wereld, met sneeuw zover het oog reikt. Voor ons is dit het eindpunt. Het Tour-peloton moet vanaf hier nog een kilometer tegen een hellingsgraad van 10,2 procent afleggen. We turen over de sneeuwvelden. Daar, in het hooggebergte, wordt op 25 juli na krap twee uur koers de etappewinnaar bepaald.

Zo, die staat!