Na het wegseizoen storten veel wielerliefhebbers zich op het veldrijden. Deze tak van sport geniet vooral aanzien bij onze zuiderburen, maar in de rest van de wereld worden de schouders vaak opgehaald voor de cyclocross. Heeft het veldrijden nog wel toekomst buiten België? Vier pijnpunten die dan eerst opgelost moeten worden.
1. Financieel kleine wereld
In het veldrijden klotst het geld niet tegen de plinten. Beobank-Corendon (Mathieu van der Poel), Crelan-Vastgoedservice (Wout Van Aert) en Telenet-Fidea (van manager Sven Nys) zijn de grootste ploegen met het meeste budget. Net zoals bij de collegas van het wegwielrennen zijn de ploegen a ankelijk van (een aantal) geldschieters. Natuurlijk verdienen de toppers een goede boterham, maar over de gehele linie genomen is het geen vetpot.
Omdat het veldrijden geen olympische sport is - in tegenstelling tot bijvoorbeeld het mountainbiken - krijgen federaties geen geld van het olympisch comité. "In het MTB-circuit trekken de federatie daarmee met hun renners de wereld rond om de limiet te halen voor de Spelen", zei Peter Van den Abeele, UCI-coördinator voor het veldrijden, eens. "Daar klagen de organisatoren niet dat ze te veel geld moeten betalen om de toppers aan de start te krijgen. Die komen sowieso, in functie van dat hogere doel."
Organisatoren van crossen hebben dus te maken gelimiteerde budgetten. Het pensioen van Sven Nys is voor sommigen dan ook een geschenk uit de hemel, want het zorgde voor een nivellering. Geruchten doen de ronde dat 'De Kannibaal van Baal' soms wel 15.000 euro opstreek om aan de start te verschijnen. Daarmee trok hij veel mensen naar de cross toe, maar het had ook een behoorlijke impact op het totale deelnemersveld. Inmiddels lijkt die scheefgroei te zijn stopgezet door het afscheid van Nys.
Lees de complete analyse over het veldrijden in de nieuwe Wieler Revue!
? Bestel hier de nieuwe Wieler Revue in onze webshop!
Foto: Cor Vos