Ik was nog geen tien en de trotse bezitter van een peloton kleurige, glazen knikkers. Mijn favoriete marbel, zoals een knikker in Vlaanderen wordt genoemd, luisterde naar de naam Gastone Nencini, een opeenvolging van klinkers die me als opperste exotisme in de oren klonk. Nencini won de meeste knikkerkoersen die ik organiseerde in de huiskamer of, tijdens de vakantie, op het strand waar ik op zandkastelen afdalingswedstrijden hield.
Ik was van meet af aan een wieler-Italofiel, een gezindheid die onder invloed van een schare Latijnse toprenners de daaropvolgende decennia alleen maar aanzwol. En bovendien gingen ook de Belgische groten in Italië de mosterd halen. Rik Van Looy pionierde met vroege oefenkampen aan het Gardameer. Bij Faema leerde Eddy Merckx van ouwe rot Vittorio Adorni waaruit een echt wielerdieet bestond. Godefroot (Salvarani), Sercu (Dreher), De Vlaeminck (Brooklyn): alle Vlaamse wielertalent met wat hersens trok naar de andere kant van de Alpen om er, op het vlak van voeding, training, voorbereiding en 'medische begeleiding' de knepen van het vak te leren.
Toen ik in 1980 mijn journalistieke carrière aanvatte, heersten de transalpijnen nog steeds, met in 1994 de 'legendarische' Waalse Pijl als absolute exponent van deze hegemonie.
Italië, sinds mensenheugenis het absolute wielermekka, kraakt de jongste jaren echter harde noten. De jongste weken was het overdadig huilen met de pet op. Beste Italiaan in Parijs-Roubaix: Filippo Pozzato. Werd vijftigste (50ste!). Pippo, 32 intussen, was ook in de Ronde van Vlaanderen de beste Italiaan (17de). Brabantse Pijl: Davide Rebellin als eerste Italiaan op de zevende plek. Rebellin is intussen 42! Beste Italiaan in de Scheldeprijs: Petacchi, begin januari veertig geworden (4de). Gold Race: Gasparotto 8ste, Rebellin 13de. De meest opvallende Italiaan tot dusver dit voorjaar was de 37-jarige Luca Paolini, vooral dan door de monumentale baard die hij torst. Kortom: het fiere Italiaanse wielrennen is nog slechts de schim van wat het vroeger is geweest.
Waar liggen de oorzaken van dit opmerkelijke verval? Dat het economisch getergde Italië de jongste jaren andere katten had te geselen dan de kortademige wielersport te redden is duidelijk. Maar het is juist ook dit economisch verval dat de basis van de Italiaanse wielerpiramide aantast. Bij de jongeren verdwenen internationale topwedstrijden zoals de Giro delle Regioni of de Baby-Giro, waar de Italiaanse jeugd het internationale kruim partij kon geven. Nu voeden de beloften hun illusies in regionale wedstrijdjes, kleine vijvers waarin ze menen grote vissen te zijn. Op 12 april werd de Ronde van Vlaanderen voor U23 (Nationís Cup) gereden. Eerste Italiaan was Liam Bertazzo: 43ste. Voor hem noteerden we achttien andere nationaliteiten.
Davide Cassani, van 1982 tot 1996 een niet-onverdienstelijk profrenner en later tv-commentator, volgde onlangs Paolo Bettini op als Italiaans bondscoach en ziet al langer de donkere wolken hangen. ,,Vroeger leerden wij de buitenwereld de geheimen van de wielersport kennen. Nu moeten wij leren van het buitenland", zegt hij.
Cassani spreekt met name over Groot-Brittannië en Australië, twee landen die de jongste jaren een steile opgang maakten. ,,Het Britse budget voor jeugdopleiding is vijf keer zo groot als het onze, aldus Cassani. ,,Maar het is ook de aanpak die verschilt. In Italië zweren we nog steeds bij het wielrennen op de weg. Terwijl het Angelsaksische succes duidelijk maakt dat eerst bij BMX, mountainbike en vooral piste de basis moet worden gelegd voor succes bij de profs."
Dat Italië naar het achterplan werd verwezen duidt er misschien ook op dat de wielersport inderdaad cleaner is geworden. De dagen van de Italiaanse wonderdokters (Conconi, Ferrari, Cecchini) liggen ver achter ons. Nu de Italianen met gelijke wapens moeten strijden, worden ze geconfronteerd met een ontnuchterende werkelijkheid. Zo gaat dat in het leven. Iedere verloren illusie is een gevonden waarheid, wist Multatuli al. Maar er is ook altijd hoop. Na regen komt zonneschijn, ook en vooral in Italië. O sole mio, líaria Ë serena dopo la tempesta.
Deze column van Rik Vanwalleghem verscheen in Wieler Revue 3, 2014