Column | Waarom wij fietsen: een ode aan wielrennen die iedere fietser zal herkennen
Onze redacteur krijgt weleens de vraag: is al dat gefiets niet saai. Dit is zijn antwoord... Herkenbaar voor jou als fietser?
"Niet-wielrenners. De leegheid van van die levens schokt me." Het zijn de illustere en al vaak gequote eerste woorden van het legendarische wielerboek De Renner van Tim Krabbé. Daarom krijg ik waarschijnlijk nog geregeld de vraag waarom ik (zo veel) fiets en of dat dan niet saai is. Nee, beste, maar onwetende niet-wielrenner. Absoluut niet. Want dit is waarom wij fietsen:
Zwooosj, zwooosj
Het geluid van een knisperend schelpenpad. Vergezichten over een eindeloos vlak Nederland. Of toch juist de heuvels van Limburg. Eens of een paar keer per jaar haarspeldbochten in het buitenland die ons amechtig naar grote hoogten en panorama's brengen. Onbekende paden en wegen inslaan, plekken ontdekkend waar we anders nooit zouden komen.
Zonnestralen die door de bomen van het bos hun licht op ons schijnen. Zwooosj, zwooosj. Het geluid van de wielen als het met wind mee vanzelf lijkt te gaan. De beloning na een half uur tegen de wind in boren. Het tegen de wind in boren zelf - ook dat kan soms heel bevredigend zijn.
Four seasons on a bike
Het genot van een koud blikje cola in de hitte - alleen wielrenners hebben de smaak van cola geproefd zoals-ie bedoeld is. Hetzelfde geldt voor appeltaart, Snelle Jelles en stroopwafels - er gaat niets boven een stroopwafel op de fiets, in het achterzakje van een shirt, al anderhalf uur langzaam gegaard door een warme rug.
Hard gaan. Juist een relaxed rondje. Zonsondergangen meepakken. Zonsopkomsten zien. Na het werk toch nog even, weer fris in de kop. In het weekend lang, na afloop totaal niet fris in de kop. Maar wel tevreden. Koeien, kerken, rare kunstwerken op rotondes. Zwermen vogels in de lucht. Een uil, daar bij die boerderij. Een ree, daar in het veld.
De winter. De lente. De herfst. De zomer. Rijp aan de bomen. Lammetjes in de wei. Een kleurenspel van bladeren. Hete lucht die opstijgt van het asfalt en het zicht op een korenveld en een dorpje in de verte prachtig vertroebelt. Four seasons on a bike.
Denkend aan van alles en niets
Door de fraaiste dorpjes rijden. Ijsje kopen. Helemaal niks of niemand tegenkomen. Keuvelend over helemaal niks in een groepje rijden. Idioot hard gaan met een groepje - waar het kan natuurlijk. Medewielrenners subtiel groeten, zoals verder alleen busschaufeurs dat kunnen - handje geroutineerd even van het stuur.
De buitenlucht. Wind die langs je oren suist. Een bocht aansnijden. Na de bocht op de pedalen. Van tien naar dertig in drie seconden, met een paar machtige halen. Daarna weer malen, malen, malen. Denkend aan van alles en niets. Het landschap in ons opnemend of toch nog even gaan voor dat kommetje op het viaduct.
Moegestreden maar voldaan thuiskomen. Biertje. Koers op tv.
Ja, dat is waarom wij fietsen.