Rik Vanwalleghem

Column | Dreigt er Van der Poel- of Pogacar-moeheid?

Onze columnist Rik Vanwalleghem vraagt zich af of de toppers er niet te veel bovenuit steken en vergelijkt ze met Eddy Merckx, over wie hij nog een mooie anekdote heeft met betrekking tot een dubieus koffertje. 

Rik Vanwalleghem

Hoe heilzaam zijn de indrukwekkende prestaties van Mathieu Van der Poel en Tadej Pogacar voor het wielrennen? Te nadrukkelijke dominantie van een atleet (of een ploeg) kan een sportdiscipline versmachten.

Hegemonieën

De vraag herinnert me aan de heerschappij van ene Eddy Merckx eind jaren zestig, begin jaren zeventig van vorige eeuw. Met recht en reden wordt De Kannibaal bestempeld als de grootste aller tijden. Maar, kort door de bocht: zijn vraatzucht dreigde de wielersport kapot te maken. Want ze vrat aan één van de pijlers ervan: haar onvoorspelbaarheid.

In zijn topjaren won Merckx één van de twee koersen waar hij aan de start verscheen. Ter vergelijking: van zijn eerste twaalf wedstrijden dit seizoen, won Pogacar er acht. Dergelijke hegemonieën verdraagt een sportbestel moeilijk.

Ze bijten als zuur in de aantrekkingskracht ervan. Want de spankracht verdwijnt. Als je op voorhand weet wie de wedstrijd zal winnen, waarom zou je die überhaupt nog volgen?

Dubieus koffertje voor Merckx

Merckx kende geen maat in zijn winstdrang. Dat typeert natuurlijk de superkampioen. Maar alles en iedereen raakte op hem uitgekeken. De supporters, de media, de sponsors, de organisatoren. Bovendien, zo verbluffend zijn prestaties in het zadel waren, zo saai en voorspelbaar waren zijn commentaren daarop. Hij had geen verhaal. Na zijn zoveelste overwinning grepen de wielerjournalisten zich in het haar. Wat nu weer geschreven of gezegd? Alle superlatieven waren opgebruikt.

Op de duur hadden ook de organisatoren er genoeg van, alsook sponsors van wielerploegen. Want het gros van de publiciteit (en de centen) ging naar Merckx. Na twee weken in de Giro van 1969 had Merckx alweer vier ritten gewonnen en stevende hij net als het jaar voordien soeverein op de eindoverwinning af.

Voor de Italiaanse ploegen dreigden opnieuw slechts kruimels over te blijven. Op de rustdag kreeg Merckx het bezoek van Rudi Altig, ploegmaat van kopman Felice Gimondi bij Salvarani. Altig had een valiesje bij, dat hij Merckx toeschoof, met het verzoek of hij zich in de slotweek ‘wat gedeisd kon houden.’

Merckx gaf het koffertje meteen terug aan Altig met de woorden: “Ik wil niet weten wat er in zit”. Drie dagen later was Merckx positief en werd hij uit de Giro gezet, die werd gewonnen door Gimondi.

Van der Poel- of Pogacar-moeheid?

Nadat Merckx vier keer op rij de Tour had gewonnen, smeekte de organisatie hem in 1973 om eens een jaartje over te slaan. De druk werd zo groot dat Merckx toegaf. Dan stilde hij dat seizoen zijn honger maar met eindwinst in de Vuelta en de Giro.

Dreigt nu ook Van der Poel- of Pogacar-moeheid? De kijkcijfers in het voorjaar waren in dat opzicht niet bemoedigend. Vanaf dag één in de Giro was duidelijk wie hem winnen zou. Als dit ook in de Tour het geval zal zijn, zullen velen zich meteen afwenden.

De buitenwereld verwacht strijd in de sportarena, geen voorspelbaarheid. Het probleem is dat succes zelfversterkend werkt. De zegevierende atleet (of het team) trekt een betere omkadering, meer middelen en vooral meer geld aan. Waardoor zijn dominantie nog groter wordt. Het sportbestel probeert die dynamiek te doorbreken, bijvoorbeeld met een salary cap (NBA), of door technische beperkingen op te leggen (F1). Hoe in de wielersport een hegemonie kan worden beteugeld, is onduidelijk.

Columns
  • Marco Mertens