Interview Antwan Tolhoek: 'Ik heb mezelf verrast'

Antwan Tolhoek boekte vandaag in de Ronde van Zwitserland zijn eerste profzege. In de aanloop naar de Giro d'Italia spraken we hem uitgebreid.

Antwan Tolhoek
  • Antwan Tolhoek Antwan Tolhoek

Wie aan Zeeland denkt, laat zijn gedachten haast automatisch afdwalen naar bands als Bløf en Racoon, lekkernijen als oesters en mosselen en de nuchtere volksaard van de inwoners van de provincie. Qua sport staan vooral de goede wielrenners uit heden en verleden in het geheugen gegrift. Mannen als ex-wereldkampioen Jan Raas, voormalig- winnaar van de Ronde van Vlaanderen Cees Bal en nationale sportheld Johnny Hoogerland. Net na het stoppen van Hoogerland blijft de aanwas van Zeeuwse wielrenners enigszins achter. Maar door onder anderen Nick van der Lijke (Roompot-Charles), Brian van Goethem (Lotto Soudal), Marco Minnaard (Wanty-Groupe Gobert) en vooral Antwan Tolhoek zit het wielrennen in Zeeland weer in de lift. Dat Tolhoek zou uitgroeien tot het boegbeeld van hen is op jonge leeftijd geen vanzelfsprekendheid, ondanks dat vader Patrick in de jaren tachtig en negentig ook prof was en twee keer deelnam aan de Tour de France.

Elfstedentocht

“Ik weet eigenlijk niet of ik wielrennen saai vond in mijn jeugd”, vertelt Tolhoek een aantal dagen voor de Ronde van Catalonië. “Tot mijn vijftiende keek ik eigenlijk nooit naar sport. Ik tenniste en voetbalde af en toe, ging weleens met vrienden op stap en was vooral bezig met werken. Ik was vrijwel altijd op de haven van Yerseke te vinden. Daar lag mijn passie. Over wielrennen of sport in het algemeen dacht ik niet veel na. Ik deed ervaring op als hovenier en werkte bovendien op de mossel- en oesterboot van het dorp. Ik wilde daar dan ook dolgraag verder. Het had me machtig mooi geleken om als hovenier of in de haven te werken.” Nog steeds is de haven van Yerseke een plek waar Tolhoek zich thuis voelt. Velen buiten Zeeland zullen werken in de haven ook
echt als werk ervaren, maar voor Tolhoek
is het vangen van onder meer tweekleppige weekdieren een hobby. “Ik had zelf vroeger ook een motorbootje waarmee ik het water opging. Ik ben momenteel weer op zoek naar zo’n bootje, want de vorige heb ik verkocht toen het drukker werd met sport. Als ik tijd heb gedurende het seizoen ben ik nog steeds op de haven te vinden en ga ik met vrienden weleens mee met de mosselboot. Dat is voor mij een vorm van ontspanning tijdens een druk wielerseizoen.”

De wielerwereld is in zijn jeugd helemaal nog niet in beeld. Elke dag fietst Tolhoek zonder tegenzin naar school, maar als er
een wielrenner voorbijraast denkt hij alleen maar: dat is niets voor mij. Een rondje rijden, kapot thuiskomen en vervolgens rusten. Tolhoek gaat liever werken voor de kost. “En dat terwijl er regelmatig mensen naar me toekwamen met de vraag waarom ik niet aan wielrennen deed. Ik vraag me tegenwoordig geregeld af waarom ik pas rond mijn achttiende ben gaan wielrennen. Echt een antwoord heb ik daar niet op.” Desondanks heeft Tolhoek vanaf zijn vijftiende het topsportvirus te pakken. Rond die tijd bindt hij de schaatsen onder en blijkt hij bijzonder vaardig te zijn op dunne ijzers. Hij komt terecht in een team waar hij training krijgt van Henk Angenent, de Woubruggenaar die in 1997 de Elfstedentocht wist te winnen. “Als schaatser was ik iemand voor de vijf en tien kilometer en marathons. Met de schaatsafdeling van Team Jumbo-Visma heb ik weinig contact, maar ik spreek wel geregeld met marathonschaatsers.
Ik ben in de aanloop naar de Ronde van Catalonië bijvoorbeeld op trainingskamp geweest met Niels Mesu, een vriend van me en in 2016 winnaar van de Alternatieve Elfstedentocht.”

Hooggebergte

Het is uiteindelijk diezelfde Angenent die hem adviseert het roer om te gooien. Tijdens trainingen op de fiets maakt Tolhoek dusdanig veel indruk dat mensen om hem heen de indruk krijgen dat zijn fysieke kwaliteiten op de fiets verder reiken dan
op schaatsen. “Toen is er tegen me gezegd: misschien moet je maar gaan fietsen, want dat gaat je zo goed af. Langzaamaan ben
ik wielrennen toen ook steeds leuker gaan vinden. Wat me zo aansprak aan de fiets? Het avontuur, maar ook om te proberen ieder jaar een stapje beter te worden. Ik ontdekte toen iets bij mezelf wat ik eigenlijk niet had verwacht: passie voor de fiets.” Omdat Tolhoek op dat moment al drie
jaar intensief schaatst is de basisconditie bij hem al aanwezig. Nog voordat hij zijn keuze voor de fiets definitief heeft gemaakt, blijkt dat hij ook tussen de wielrenners serieus talent heeft voor de sport. Zijn vader traint een aantal jonge wielrenners uit de buurt en op een van zijn neef geleende fiets besluit Tolhoek, dan achttien jaar, eens mee te gaan.

“Dat was op een heuvelachtig parkoers. De jongens die door mijn vader werden getraind, fietste ik er direct af op
de hellingen. Als schaatser was ik goed
in inspanningen van één minuut tot vijf minuten, ideaal dus voor hellingen in het zuiden van Limburg. Ik onderscheidde me op die trainingen.” Maar toch, wie hard kan rijden op een fiets hoeft nog niet per se een goede wielrenner te zijn. In het peloton komt er meer bij kijken dan alleen het weg trappen van wattages of hellingen vliegensvlug op fietsen. Tolhoek beaamt dat. “In 2014 reed ik met De Jonge Renner de Franse koers Tour des Pays de Savoie. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik in het hooggebergte fietste. Louis Vervaeke won die wedstrijd, terwijl ook iemand als Pierre Latour in de top-10 eindigde. Ikzelf werd volledig naar huis gereden en lag er aan het begin van de klim al af. In Nederland werd me verteld dat ik een klimmer was, maar ineens was het een uur bergop fietsen in plaats van vijf minuten. Ik knalde die bergen in de Alpen op alsof het vijf minuten zou duren, maar vervolgens moest ik nog 55 minuten en was ik er helemaal aan voor de moeite.”

Als Tolhoek thuiskomt na de Franse rittenkoers door de Alpen vertelt hij over zijn twijfels of hij wel moet doorgaan als wielrenner. Hij wordt in eigen land dan
wel een klimmer genoemd, maar over de landsgrenzen gaat het allemaal te snel voor ‘m. “Ik weet nog heel goed dat ik thuiskwam en tegen mijn ouders zei: ‘Dat klimmen is echt helemaal niets voor mij. Volgens mij kan ik beter weer gaan schaatsen.’ Ik had na die koers echt vragen of ik wel moest doorgaan met wielrennen. In het begin vond ik het moeilijk om mijn krachten lang te moeten sparen. Maar uiteindelijk ga je meer en meer trainen in het hooggebergte en verbeter je tactisch naarmate je meer koersen rijdt. Zo werd ik een betere wielrenner en bleek alles toch te trainen.” Snoepwinkel Al na een jaar bij De Jonge Renner mag Tolhoek van het peuterbadje over naar een uitdagender bad, oftewel de talentenvijver van het Rabobank Development Team. Tolhoek komt er in een ploeg te rijden met onder anderen Sam Oomen, Martijn Tusveld en Joris Nieuwenhuis. Het gaat vervolgens snel met de ontwikkeling van Tolhoek. Alsof hij na het grote mensen bad direct wordt losgelaten in een hevig golfslagbad.

Zijn ontplooiing raakt in een stroomversnelling en aan het eind van het jaar werkt hij als stagiair enkele koersen af voor Tinkoff-Saxo, op dat moment een van de grootste teams in het peloton. “Dat was ongelooflijk. Ik zat nog op school, maar toen ik stagiair werd bij Tinkoff-Saxo heb ik echt de switch gemaakt in mijn hoofd. Ik dacht toen: dit is wat ik wil. Ik moet en zal profwielrenner worden. Ik had dat jaar helemaal niet verwacht stagiair bij een WorldTour-team te kunnen worden en ik voelde me dan ook als een kind in een snoepwinkel. Mijn eerste koers voor Tinkoff was de Arctic Race of Norway, waar ik meteen als kopman werd uitgespeeld en uiteindelijk als twaalfde eindigde. Ik weet nog dat ik zenuwachtig was toen ik me moest melden bij de ploeg, maar ik heb er ook onwijs van genoten. En eigenlijk geniet ik nog steeds van die periode.” Het is opvallend en tegelijkertijd ontwapenend om te horen met hoeveel plezier Tolhoek terugkijkt op de periode waarin hij zijn eerste stapjes in het profwielrennen zet. “Op dat moment
staat je carrière nog in de kinderschoenen en is alles wat je doet goed. Elk mooi resultaat is meegenomen. Nadien wordt het uiteraard serieuzer en krijg je te maken met verwachtingen van de ploeg, maar ook van jezelf. In dat opzicht is zo’n periode als stagiair heel mooi, want bij Tinkoff-Saxo reed ik rond zonder met iets bezig te zijn. Als we na de koers nog twee uur in de bus moesten zitten, dan vond ik dat al prachtig. Als dat nu moet, dan ben je er bij wijze van spreken chagrijnig van. Ik kan er ook echt van genieten als ik nu een stagiair bezig zie bij onze ploeg. Dan zie ik mezelf terug en zeg ik tegen hen: ‘Onthoud dit goed, jongen. Dit is een van de mooiste periodes van je loopbaan.’”

Reinier Honig

Ondanks de goede ervaringen van beide kanten is er een jaar later geen plek voor Tolhoek in het team van de excentrieke Oleg Tinkov, waar onder anderen Peter Sagan, Alberto Contador en Rafal Majka dan rijden. Even overheerst de teleurstelling, maar niet veel later kan Tolhoek een verbintenis signeren bij Roompot. “Steven de Jongh was ploegleider bij Tinkoff en hij wilde me nog behoeden voor de stap naar de WorldTour. Hij adviseerde me met klem een tussenstap te maken en achteraf is dat een supergoede beslissing geweest. Na mijn stage bij Tinkoff was er ook al contact met Team LottoNL-Jumbo, maar zij zagen mij eveneens liever een tussenstap maken en vertelde me dat ze vanzelf terug zouden komen bij me. Op dat moment dacht ik: dat zeggen ze tegen iedereen, maar het jaar daarop waren ze de eerste die belden.” Terugkijkend op zijn tijd in het oranje
tenue van Roompot heeft Tolhoek vooral veel gehad aan ploegleider Erik Breukink
 en wegkapitein Reinier Honig. Breukink was zijn immer rustige aanspreekpunt en Honig bracht hem de fijne kneepjes van het wielerleven bij. “Ik heb bij Roompot geleerd dat details belangrijk zijn, maar dan alleen als de basis ook goed is. Je moet vanuit de basis naar die details toewerken en niet andersom. Dat soort dingen leerde ik vooral van Reinier, die een soort verlengstuk was van de technische staf. Niet alleen voor mij was hij belangrijk, maar voor meerdere jonge jongens. Ik kon goed met hem overweg en hij was in dat eerste profjaar een mentor voor me.”

De ontwikkeling van Tolhoek blijft in een stroomversnelling zitten. Als vrijbuiter rijdt hij op knappe wijze naar winst in
het bergklassement van de Ronde van Zwitserland. Die prestatie valt in het oog bij het toenmalige Team LottoNL-Jumbo, dat definitief overtuigd raakt van de mogelijkheden van Tolhoek. In de twee jaar die volgen bij de grootste Nederlandse wielerploeg komt Tolhoek synoniem te staan voor de groei die ook de ploeg doormaakt. Het gehele team wordt beter en de Zeeuw groeit gestaag mee qua niveau. Vorig seizoen maakt hij indruk door met de besten mee omhoog te rijden in de Tour de France, diep in de finale aan te vallen in de Clásica San Sebastián en op het loodzware wereldkampioenschap in Innsbruck de koers mede te bepalen. “Vorig jaar heb ik mezelf eigenlijk wel verrast. Ik kon mijn niveau bijna een heel jaar lang vasthouden. De laatste koers 
van het seizoen, de Japan Cup, won ik
 zelfs bijna. Ik moest alleen Robert Power voorlaten. Dat zegt wel iets, want ook tijdens mijn eerste wedstrijd reed ik mee met de beste renners. Nu denk ik weleens tijdens een training: goh, ik was vorig jaar wel heel goed. Alleen vorig jaar had ik ook gewoon slechte dagen, maar die slechte dagen vergeet je snel. Achteraf heeft het incident met die slaapmiddelen eind 2017 ergens ook een positief effect gehad. Ik ben me bewuster geworden van mijn positie als profrenner en dat ik in korte tijd er alles moet zien uit te halen.”

Passo del Mortirolo

Dit seizoen begint echter allerminst zoals gehoopt. Tolhoek mist een gedeelte van
de winter, doordat hij met een zware ooginfectie terugkomt van een vakantie in Thailand. Hij begint hem serieus te knijpen als het zicht van één oog lang achterblijft. Gelukkig is alles uiteindelijk hersteld, maar ergens trekt het nog steeds een wissel op zijn conditie. “Ik verraste mezelf in mijn eerste koers van het seizoen, de Ruta del Sol. Ik had niet verwacht al zo ver te zijn, omdat ik toch een minder brede basis heb dan vorig jaar. Je merkt die minder brede basis niet aan iets speciaals, gewoon dat je eerder pijn in je benen hebt en iets minder snel herstelt. Ik hoop mijn conditie in de komende weken aan te scherpen, zodat die optimaal is tijdens de Giro d’Italia.” Het onderwerp Giro d’Italia is aangesneden. De eerste grote ronde van het jaar is het absolute hoofddoel van Tolhoek dit seizoen. En ook Team Jumbo- Visma steekt hun ambitie niet onder stoelen of banken: eindwinst met Primož Roglič. Daarvoor is met onder anderen Tolhoek, Laurens De Plus en Robert Gesink een indrukwekkend team op de been gebracht. “De opdracht is duidelijk: alle ballen op Primož. In drie weken kan er een heleboel gebeuren, maar we gaan er heen voor de eindzege. De omkadering van de ploeg is uitstekend geregeld en staat bekend om de goede begeleiding.
Er is budget bijgekomen, maar voor de renners is het niet ineens heel anders.
De entourage is uitgebreid en voor kleine dingetjes is iets meer te besteden. Je krijgt eens een extra verzorger mee op trainingskamp en je kunt meer testen uitvoeren, maar het is absoluut niet zo dat we opeens hele andere dingen zijn gaan doen.”

In koers heeft Tolhoek nog nooit gefietst door het Italiaanse hooggebergte. Wel heeft hij er zelf eens een stage belegd en was hij met Tinkoff-Saxo twee keer op trainingskamp in de Italiaanse Alpen. Zodoende kent hij iconische bergen als de Passo del Mortirolo en Passo di Gavia, die dit jaar in de route zijn opgenomen, maar al te goed. Waar een groot gedeelte van het peloton opziet tegen die bergen zoals een middelbare scholier tegen een mondelinge overhoring Frans, spreken de Mortirolo en Gavia het lichtgewicht van Team Jumbo- Visma juist enorm aan. “Ik kijk onwijs uit naar die bergen. Ik zou de Giro d’Italia vorig jaar al rijden, maar daar ging een streep door vanwege knieklachten. Het zal iets onvoorspelbaarder zijn dan de Tour de France. Na de Giro zal ik koersen in Zwitserland en Polen. De Vuelta a España staat niet op de lijst, maar dat zou ik eerlijk gezegd wel mooi vinden om te proberen.”

In Zwitserland en Polen zal Tolhoek zichzelf waarschijnlijk mogen testen. Tot wat voor renner hij wil uitgroeien en tot hoe ver zijn mogelijkheden reiken in de toekomst, vindt hij moeilijk aan te geven. Een nuchter Zeeuws antwoord volgt dan ook, eigenlijk precies zoals het gesprek begon. “Ik probeer mezelf ieder jaar te verbeteren en wat voor renner ik dan word, dat zien we dan wel weer. Het WK 2020 in Zwitserland en de Olympische Spelen van Tokio zitten wel ergens in mijn achterhoofd. Om mijn ontwikkeling te bevorderen ben ik aan het rondkijken voor een uitvalbasis in het buitenland. Ik ben gehecht aan Zeeland, maar ik kijk ook naar wat het beste is voor mijn carrière. Het is nog niet concreet, maar ik denk er zeker over na om te verhuizen.” Letterlijk, want figuurlijk zal Tolhoek altijd met Zeeland verbonden blijven.