Voor een wielerkoers heb je eigenlijk niet meer nodig dan een stuk asfalt en een finishlijn. Zo eenvoudig gaat het in het echt helaas niet, want een wedstrijd organiseren in Nederland blijkt verkeerstechnisch een enorme uitdaging te zijn, zo leren we uit een gesprek met parkoersbouwer Ron Looy. Neem bijvoorbeeld het luchtruim. Schiphol, Rotterdam en Eindhoven Airport liggen in de buurt. Daar moet rekening mee worden gehouden, want er hangen immers een hoop helikopters in de lucht.
En dat is nog maar één ding. Want hoe teken je een etappe uit die attractief is, een beeld van de omgeving geeft en veilig is? Het begint in eerste plaats met alle wensen en uitgangspunten op tafel leggen en vanuit daar wordt een model opgesteld om er natuurlijk enige lijn in te krijgen. Daarin geeft de Vuelta alle vrijheid vertelt Looy: “Dat is hetzelfde principe als in de Giro in 2010. Het voordeel is dat we zelf een ontwerp maken en zelf contact hebben met alle 34 gemeentes waar het parkoers doorheen gaat.”
Is het niet lastig om met 34 gemeentes te overleggen?
“Ja, dat klopt. Meestal stellen wij een idee voor. We gaan zelf kijken in de omgeving om te zien wat je tegenkomt en wat interessant is om doorheen te rijden, maar ook om te zien welke wegen het meest geschikt zijn om overheen te rijden. Je moet dan denken aan het zo min mogelijk weghalen van obstakels, want daar ontkom je niet aan. Maar ook de mobiliteit en het kostenaspect. Dat zijn de drie hoofdthema’s die we in gedachten houden. Voordat we met de gemeentes aan de slag gaan ligt er al een concept. Dat concept wordt eigenlijk voor 99% al goedgekeurd, het zijn soms wat kleine details die worden aangepast. Maar je moet ook zelf de regie houden. We kunnen niet halverwege de route helemaal om gaan gooien of in elke gemeente 10 kilometer omfietsen.”
Slag om de Grebbeberg
Bij het uittekenen van de routes waren een paar uitgangspunten erg belangrijk. Er werd natuurlijk gekeken naar de veiligheid van de renners. De lengte van de etappes speelt daarin ook een rol, vandaar dat er bewust is gekozen voor etappes die niet langer zijn dan 200 kilometer. Omdat je met het uitzenden van een wielerkoers je omgeving ook een beetje ‘verkoopt’ worden bepaalde highlights meegenomen in het parkoers.
“We maken zelf al een scan van de omgeving, om te kijken waar de highlights zijn en je leest je natuurlijk goed in. We hebben ook gekeken naar wedstrijden die nu al in de omgeving worden gereden, zoals in Brabant, en hebben ons afgevraagd of die parkoersen ook mogelijk zijn voor ons. We rijden bij Woensdrecht natuurlijk over de Brabantse Wal heen, want het zou wel heel slordig zijn om die links te laten liggen. Maar dat geldt ook voor de Amerongse Berg en de Grebbeberg. Dat zijn de geijkte punten. Overigens was de Grebbeberg wel een puzzeltje. Mijn gedachten gingen meteen naar de Slag om de Grebbeberg. Het was even puzzelen, maar we komen er drie keer overheen, zonder onze eigen route te doorkruisen. Juist dit soort elementen maken het heel leuk, veel leuker dan een route over kale provinciale wegen tekenen.”
Hoe gaat dat dan in zijn werk? Je hebt een idee, ga je vervolgens kijken welke wegen geschikt zijn?
“Dat is gevoelsmatig. Je kan natuurlijk niet over een smal geitenpad gaan, hoewel je soms in een spanningsveld komt. Je moet 180 kilometer aan elkaar lussen en in Nederland is het qua infrastructuur best lastig. Er zijn hier rotondes, vluchtheuvels en veel dorpjes. Dus je moet concessies doen. Wegen zijn niet gemaakt op een wielerpeloton, dus soms moeten we vluchtheuvels weghalen. We proberen dat altijd wel te minimaliseren, dat heeft met de kosten te maken.”
Wegstructuren, veiligheid en de Tachtigjarige Oorlog
Looy vertelt me dat geen enkele wegstructuur in Nederland hetzelfde is. Als leek zie ik dat niet, maar bijvoorbeeld provinciale wegen verspringen soms van structuur. De ene weg heeft een dubbele witte baan in het midden, maar in een andere regio kunnen betonbaantjes ervoor zorgen dat auto’s niet in gaan halen. Over die laatste weg kun je natuurlijk geen peloton laten rijden. Die baantjes weghalen is een optie, maar liever niet natuurlijk. Ook heeft de organisatie er voor gekozen om de route zoveel mogelijk door dorpen te laten lopen. Dat heeft een reden. Op die manier hoeft het publiek zich minder ver te verplaatsen om te koers te zien, waardoor er rondom de koers waarschijnlijk een stuk minder verkeer is.
“Weet je wat ook grappig is? Ik kijk ook altijd of er fietspaden langs het parkoers liggen. Zo kun je gewoon op de fiets naar de wedstrijd gaan. Dit soort elementen probeer ik altijd zoveel mogelijk mee te nemen. Ik probeer autowegen altijd zoveel mogelijk te vermijden, maar dat lukt niet overal. We zitten in een rivierenlandschap met bruggen, dus we ontkomen er niet helemaal aan dat we het verkeer hier en daar verstoren.”
Dankzij de Tachtigjarige Oorlog hebben Nederland en Spanje een gemeenschappelijke geschiedenis. Hebben jullie dat ook meegenomen in de routes?
“Jazeker. We starten vanuit het kasteel in Breda en de Citadel in Den Bosch. Tijdens de ploegenpresentatie laten we de renners Vrendeburg oprijden en varen we met bootjes weer weg. We spelen de geschiedenis een beetje na als het ware. En we rijden door het Fort Heusden en langs Slot Loevestein.”
Veiligheid is een breed begrip. Hoe hou je daar rekening mee?
“Ik werk samen met alle veiligheidsregio’s. Dat is best grappig, want nadat we eerst 34 gemeentes en de provincies hebben gehad, gaan we om tafel met alle nood- en hulpdiensten. Als je daar niet goed beslagen ten ijs komt gaat je plan continu heen en weer. Dat probeer ik altijd te vermijden, dus daarom is veiligheid zeer belangrijk bij het uitzetten van de routes. Dus hoe houden we alles bereikbaar? Waar maken we oversteken voor nood- en hulpdiensten? Uiteindelijk gaat een crisis of een brand altijd voor op een wielerwedstrijd.”
Negatieve invloed zo klein mogelijk
“We maken ook scenario’s voor plekken waar een risico is. Bijvoorbeeld bij een brandweerkazerne die haar auto’s aan de andere kant van de weg neerzet op het moment dat de weg afgesloten is voor de tijd dat wij langskomen. Het is gelukkig niet zo dat het parkoers de hele dag is afgezet tijdens een reguliere etappe. Daarom finishen we ook niet met een lokaal circuit. Je kunt niet op zaterdag een rondje van 15 kilometer rondom Utrecht leggen. We hebben de stad al aardig belast met de ploegenpresentatie en de ploegentijdrit. Het is een geweldig evenement, maar het heeft ook een nadelige invloed op mensen. Moet je dat op zaterdag weer willen?”
Waar moet je nog meer rekening mee houden?
“De impact die je hebt. Je kunt wanneer je twee bruggen passeert zo een gebied een paar uur platleggen. Met ons rondje door Brabant zitten we precies in de baan van een van de belangrijkste vliegroutes van Nederland. Dat heeft dus effect op de luchtvaart. Daarom gingen we vroeg met ze in gesprek om tot een oplossing te komen. Omdat we het er zo vroeg met ze over hebben, hebben zij er minder last van. Maar het zit in meer dingen. We kruisen twee keer een spoorwegovergang. Tijdens de Giro hadden we goed overleg met ProRail. De treinen hielden een klein beetje in, zodat we geen last van elkaar hadden. Wanneer je goed met elkaar overlegt, zie je dat je het bijna altijd zonder grote problemen kunt organiseren.”
Wat waren de grootste knelpunten?
“In de steden waar we starten en finishen. Het zo organiseren dat omstanders en bezoekers er geen last van hebben is een uitdaging. We kruisen een paar keer een brug en zitten op een van de smalste landtong van Nederland, tussen de Maas en de Waal. Het geeft prachtige beelden, maar je moet er wel oplossingen voor vinden. Uiteindelijk hoop je erop dat het voor iedereen een leuk feestje wordt. Voor zowel de bezoekers als de plaatsen waar de route doorheen gaat. Wanneer iemand uit bijvoorbeeld Groningen naar Utrecht komt om de start te bekijken, een leuke dag heeft en totaal geen wetenschap heeft van wat we achter de schermen allemaal gebeurd is, hebben we het goed gedaan.”
- Cor Vos