Vorig jaar wilde Jumbo-Visma met het duo Roglic en Vingegaard de topfavoriet Tadej Pogacar doen breken. Dat lukte door uitmuntend teamspel, maar binnen de Nederlandse ploeg was vooraf al duidelijk wie de absolute leider zou zijn: Vingegaard. In gesprek met Procycling blikt Steven Kruijswijk terug op hét hoogtepunt in de geschiedenis van Jumbo-Visma.

Roglic won vorig jaar de Dauphiné, maar eigenlijk was Vingegaard bergop net iets sterker. De Deen won de zwaarste bergrit in de voorbereidingskoers. Kruijswijk: “Tijdens de Dauphiné en in aanloop naar de Tour straalde Jonas vorig jaar zoveel vertrouwen uit. Hij was ontzettend goed in orde en ervan overtuigd dat hij Pogacar ging verslaan op de Granon. Dat vertrouwen en die rust straalde hij ook naar zijn ploeggenoten uit. Voor ons was het heel duidelijk dat hij de leider was, ook al startten we met twee kopmannen in Denemarken.”

Voordeel

De Brabander vertelt overigens dat hij het niet per se erg vindt dat Jumbo-Visma dit jaar met één onbetwiste kopman start. “Misschien is het nu wel prettiger dat we ditmaal één kopman voor het klassement hebben. Vorig jaar was het toch een beetje schipperen tussen Primoz en Jonas. Zeker in de Tour is het moeilijk om beiden continu goed in positie te houden. Daarnaast hadden we ook Wout, die af en toe voor eigen kans ging.”

Daardoor moest Kruijswijk eerder gebruikt worden dan op zijn terrein: de lange beklimmingen in het hooggebergte. “We moesten op alle vlakken helpen en hadden iedereen nodig, konden niemand achterhouden. Tijdens de eerste etappe reed ik 150 kilometer op kop om onze leiders uit de wind te houden. Nu is het allemaal iets makkelijker en hoef ik wat minder te doen op het vlakke. Zo kan ik mijn energie sparen voor de bergen.”