Op de Spelen zullen veel mensen de prestaties van de Nederlandse baanwielrenners vanaf vandaag wel volgen omdat er medailles te verdienen zijn - en de oppoprtunistische Nederlandse sportfan is gek op medailles. Maar toch mag er nog wel een tandje bij wat mij betreft.
Als het een bevroren ovaal is, worden we helemaal gek. Is het in de zomer en met wielrenners, dan zijn we een stuk minder enthousiast. Ten onrechte, want de baansport is machtig mooi. Hieronder zet ik in vijf punten uiteen wát ik er zo mooi aan vind. Als je het al met me eens bent, zul je instemmend knikken; zoniet, dan hoop ik je te overtuigen!
De turbodijen
Arme fiets. Dat is het eerste dat bij je te binnen schiet als je een baansprinter zichzelf van bovenin de baan vanuit relatieve stilstand ziet lanceren richting topsnelheden die de NS amper haalt.
Daarbij is het sprintspelletje voorafgaand aan die krachtsexplosie ook nog eens zeer fascinerend. Een natuurdocumentaire waardig haast. Het loeren. De schijnbewegingen. Het achteromkijken. Het wachten. En dan dus die dijen waar de stuurvrouw van de zilveren Holland Acht zes keer inpast - of als we het bij wielrennen houden: Esteban Chaves zes keer in past, met een beetje beleid zelfs zeven keer.
Oranje boven
De beste twee baansprinter ter wereld, Harrie Lavreysen, is al ontelbaar veel jaren achter elkaar een Nederlander. Of ja, toevallig is dat niet eigenlijk, want het is de afgelopen jaren is het Oranje boven op de baan - of beneden als dat de betere positie is.
In een behoorlijk internationale sport rijgen we de zeges aaneen. Mannen en vrouwen. Van teamsprint tot puntenkoers. We bewijzen dat we ook op een ovaal uit de voeten kunnen als er geen laagje bevroren water op ligt.
Heerlijke chaos
Op die ovaal gebeurt van alles. Een koppelkoers of puntenkoers kijken voelt als een ritje in de achtbaan. Maar dan gewoon op de bank, zonder dat je er kotsmisselijk uitkomt. Klingeldeklingel. Tussensprintje. Maar hé, daar rijdt nog een duo dat een ronde wil pakken.
Huh, wat? Proberen er vooraan alweer andere mensen weg te rijden? En dan is het alweer van klingeldeklingel. Never a dull moment. Het enige rustmoment tijdens baanwielrennen is het moment dat de gangmaker bij de keirin nog in koers is en rustig op z'n derny een paar rondjes 29,3 tuft. Een vlakke race. Bij schaatsen zouden de handen voor 'm op elkaar gaan. Bij baanwielrennen begint het nu pas echt. Zes hongerige jachtluipaarden in z'n nek.
Kapotgaan als een malle
Zes hongerige jachtluipaarden die helemaal kapotgaan. Nergens sterf je zoveel dode pieren die helemaal niks meer kunnen als op de wielerpiste. Wie herinnert zich niet de beelden van Jeffrey Hoogland nadat hij op het WK in Apeldoorn de kilometer tijdrit won - helaas geen olympisch onderdeel. Hij kon niet meer lopen. Letterlijk. Als een dronken student na twaalf bier en acht tequila werden hij en z'n turbodijen naar een stoeltje gesleept door z'n begeleiders. Verzuring tot en met.
Jan Willem van Schip
Kapotgaan. Dat brengt ons bijna als vanzelf bij de man voor wie je alleen al een hele avond zendtijd op NPO 1, 2 en 3 tegelijk in zou moeten ruimen. Wielerorakel Jan WilIem van Schip. In het hoofd van Van Schip lijkt het altijd puntenkoers te zijn. Chaos.
Maar op de een of andere manier toch ook wel bij de les. Dat fijne hipsterhoofd happend naar adem voor nog één monsterlijke laatste ronde. Het is een beeld waar geen sexy foto van Jutta Leerdam tegenop kan. En na die monsterlijke laatste ronde begint het eigenlijk pas echt. Nog helemaal naar de kloten van de inspanning van zonet begint het wielerorakel met orakelen.
Noem twee willekeurige woorden en Van Schip maakt er een - min of meer - coherent wielerbetoog van. Vlaflip en sukadelapje. Van Schip: "Ik zat 'm daar in die laatste ronde zo gaar als een sukadelapje te vlaflippen, maar ik dacht, nog één keer over die Spanjaard heen...gaan, gaan, gaan."
Dat is baanwielrennen. Zo gaar als een sukadelapje 'm nog één keer vlaflippen. En wie wil dat nou niet zien?