Column | Rik Vanwalleghem: 'Ongekende wielerknaldrang die Tom Dumoulin te veel werd'

Onze columnist Rik Vanwalleghem met een lofzang op de ongeziene manier van koersen van de afgelopen jaren. Maar die heeft ook een schaduwkant...

Al meer dan veertig jaar lang volg ik de wielersport. Een seizoen zoals dit jaar maakte ik nog nooit mee. Het knetterde en knalde langs alle kanten. Vrank en vrij werd met de krachten gewoekerd. Startvlag omlaag en pang!, meteen de poppen aan het dansen. Ongezien!

Omelette aux fines herbes

Ik zat decennialang in de karavaan toen nog onder een stolp werd gekoerst. De jaren van de klauw. De klauw van een dominante heerser of een dominant team, die de koers naar hun verlammende hand zetten. Hinault, Indurain, de Post-trein, Armstrong…

In de zestien Tours die ik volgde letterlijk, in de volgwagen, in de koers – reden we na de start meteen plankgas naar een oord pakweg honderd kilometer verder op het parcours, om er een sandwich met brie of een omelette aux fines herbes soldaat te maken. Want in de eerste twee, drie uur van de koers was toch geen knijt te beleven.

Als de karavaan weer binnen radiobereik kwam, hoorden we dat alles nog bijeen reed, of dat er een groepje meelopers vooropreed. Alles moest nog beginnen. Natuurlijk waren er toen ook klassiekers en etappes waarin het vuur vroeg in de pan sloeg en bleef slaan.

Wielerknaldrang

Maar het algemene koersbeeld was totaal anders dan wat we dit jaar, en eigenlijk de jongste jaren, hebben meegemaakt. Bij de nieuwe generatie zit het mes bestendig tussen de tanden. Er wordt van meet af aan gekoerst alsof de aankomst om de hoek ligt. Pogačar, Vingegaard, Van Aert, Van der Poel, Evenepoel: knallen maar!

Er heerst een nooit eerder geziene vrijgevigheid in de inspanning, een frisse onbevangenheid die (het volgen van) het wielrennen stukken aantrekkelijker heeft gemaakt. Waar komt die plotse wielerknaldrang vandaan? Ik zou het niet weten. Misschien heeft ook hier covid er iets mee te maken.

Rigoureus ritme dat Dumoulin te veel werd

Hoe ook rijst de vraag hoelang dit kan blijven duren. Want de druk op de rennersschouders is ongemeen hoog. Niet alleen fysiek, ook en vooral mentaal. Het hele bestaan van de huidige wielertoppers is afgestemd op de fiets. Alles wat ze doen en laten wordt gestuurd en gemonitord, inspanningen en voedsel minutieus afgewogen. Keurslijf, van ’s morgens tot ’s avonds. Geen uitspattingen, geen foliekes, geen ventielen meer. Het is een rigoureus, versmachtend ritme dat onder meer Tom Dumoulin te veel werd.

Vanderaerden

Ik maakte de carrière mee van Eric Vanderaerden, prof van 1983 tot 1996. Formidabele entree als neoprof: proloog Parijs-Nice en proloog Tour, twee ritten in de Vuelta. De daaropvolgende vier seizoenen bleef de hoogconjunctuur duren: Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, groene trui Tour. Maar vanaf 1988 was het op. Nog wel hier en daar wat zijgaaien. Maar de onverbiddelijke gretigheid, de goesting, was weg.

Bij de jongeren had Vanderaerden al het leven van een beroepsrenner geleefd. Een vedette, toen al, die slag om slinger won, horden supporters achter zich aan kreeg, tot in de puntjes werd verzorgd, geen ruimte meer had om nog eventjes zijn jonge, zotte zelf te zijn. Op 26 was zijn mentale vat leeg. De aanhoudende hoogspanning, het voortdurende opladen, hadden hun tol geëist.

Wanneer breekt die veer bij de huidige generatie die zo kwistig met de krachten omspringt? De jongste seizoenen waren een feest voor de wielerliefhebber. Hopelijk houden Pogačar, Evenepoel en co aan deze bandeloosheid over enkele jaren geen kater over.

Columns
  • Beeld: Cor Vos