De nu 40-jarige Belg Serge Pauwels was profrenner van 2006 tot en met 2020 en reed onder andere voor Team Sky en QuickStep. Inmiddels is hij assistent-bondscoach en nam hij in deze Tour het stokje over van Sven Nys als co-commentator bij de Vlaamse radio.
In die hoedanigheid maakt hij ook iedere dag na de koers samen met hoofdcommentator Christophe Vandegoor de podcast Sporza Tour. Daarin ging het gisteren uiteraard over de knaltijden die Tadej Pogacar, maar ook Jonas Vingegaard en Remco Evenepoel noteerden op slotklim Plateau de Beille. Pauwels over Pogacar: "Hij trapte 6,8 of 6,9 watt per kilogram. Ongetwijfeld is het een van de strafste beklimmingen ooit in een wedstrijd. Het is een wereldprestatie."
Daar worden door veel mensen wel vraagtekens bij gezet - Pogacar reed bijna vier minuten sneller dan het oude record van Marco Pantani uit 1998. Het D-woord wordt door veel mensen in de mond genomen. Uiteraard steken wij onze handen niet in het vuur voor deze generatie renners en dat doet ook Pauwels niet, maar hij geeft wel aan waarom het zo hard gaat in het hedendaagse wielrennen - en ook specifiek gisteren. We destilleerden vijf oorzaken uit de woorden van Pauwels.
1) Perfecte omstandigheden op Plateau de Beille
Nee, niet qua weer, want het was erg warm. Maar op ander gebied kwam wel alles bij elkaar, legt Pauwels uit. Zeker in vergelijking met 1998. "Toen reed Pantani vooral alleen waardoor hij weinig kon schuilen. Vandaag krijgt Pogacar de lead-out van zijn leven."
"Eerst rijdt Matteo Jorgenson vol van bij de voet. Daarna blijft Vingegaard, de tweede beste renner ter wereld, aan een hoog tempo rijden. Daarna doet Pogacar er zijn beste vijftien minuten erbovenop. Alle omstandigheden waren dus goed om een snelle tijd te rijden."
2) Hoogtestages in plaats van EPO
In vergelijking met de jaren '90 wordt er nu hopelijk geen EPO meer gebruikt. Maar dat wondermiddel is wel vervangen door een natuurlijke manier om wat meer rode bloedlichaampjes aan te maken. "De jaren '90, dat was het tijdperk met de superbrandstof (lees: doping). Die is vervangen door hoogtestages."
3) Gewicht
Nee, niet van de renners - al is dat ook geoptimaliseerd in vergelijking met de jaren '90. Van het materiaal. "Toen woog een fiets 8 kilogram, nu is dat allemaal 6,8 kilogram. Dat is het minimale gewicht." 1,2 kilo verschil lijkt misschien niet zo veel, maar op een klim en met topsporters is het een wereld van verschil.
4) Koolhydraatinname
Misschien wel de belangrijkste oorzaak. In de afgelopen jaren is de wetenschap erachter gekomen dat topsporters veel meer koolhydraten kunnen opnemen dan eerst gedacht. Door in gelletjes fructose en glucose te combineren is er enorme winst geboekt, ook omdat renners de darmen trainen dit aan te kunnen.
"Ze verteren nu 120 koolhydraten per uur. Toen waren ze er totaal niet mee bezig, misschien maar 50 of 60 koolhydraten per uur."
5) Powermeters
En dan zijn er ook nog de Garmins en Wahoo's. Ze zijn voor de renners bijna belangrijker dan hun levenspartner geworden. Niemand rijdt zonder (soms in wedstrijden wel, maar in training zeker niet). Het is veel effectiever trainen op deze manier. "Bjarne Riis was een van de eerste renners met een powermeter. Nu gebruiken zelfs de nieuwelingen het."
- Cor Vos