André van den Ende

Column | Wolfpackmoe: ik kan de term Wolfpack niet meer horen

Onze redacteur vindt de renners van Deceuninck-Quickstep (bijna) allemaal sympathieke gasten, maar met hun gewolfpack is hij wel een beetje klaar. In deze column legt hij uit waarom.

Als ik op ProCyclingStats de ploeg bij langs ga vind ik het eigenlijk stuk voor stuk sympathieke gasten. Een stuk sympathieker dan wanneer ik hetzelfde zou doen bij pak 'm beet Astana.

Van A tot V - Deceuninck-QuickStep heeft geen renners in dienst wiens achternaam begint met de letter W, X, Y, of Z -, bij geen van allen voel ik de behoefte om ze, naar goed gebruik van de ploegmanager, een uitbrander te geven op Twitter.

Sterker nog, ik zie mezelf met velen van hen zelfs wel een avondje doorzakken in de kroeg. Kasper Asgreen, dat lijkt me echt een Deense doordrinker. Als ik het West-Vlaams van El Tractor Tim Declerq, Yves Lampaert en Bert Van Lerberghe na een stuk of wat pinten nog kan ontwaren, lijkt me dat ook reuzegezellig.

Met Julian Alaphilippe heb ik het na twee bier wel gehad denk ik. Maar dat ligt aan mij; zoveel drukte trek ik gewoon niet langer dan dat. Met Mark Cavendish zou ik dan weer de hele avond over de wielergeschiedenis willen bomen. En Fabio, naar Fabio zou ik de hele avond in stilte bewonderend kijken met een glas van het beste bier dat ooitgebrouwen is voor m'n neus - oké, dat wordt voor Fabio zelf wellicht niet de leukste avond...

Joao Almeida is een Portugees en daar heb ik van oudsher vanwege de nodige voetbaltrauma's wat moeite mee, maar ach, dit lijkt me best een geschikte peer. Iljo Keisse behoeft geen uitleg: een van de fijnste venten uit het peloton. Hetzelfde geldt voor Florian Sénéchal. Ian Garrison? Nog nooit van gehoord. Maar als ik foto's van deze 23-jarige Amerikaan bekijk, lijkt het me een aardige knul.

Ja, zelfs met de ploegmanager zou ik weleens aan de toog willen belanden. Het lijkt me heerlijk als Lefevere na zes Duvels de kastelein op een real life twittertirade trakteert als hij het bakje met nootjes niet op tijd bijvult.

Maar zet ze allemaal bij elkaar en ik hoef er niet meer bij te zijn. Dan ben ik bang dat ze beginnen te huilen of andere enge wolvendingen met gaan uitspoken. Samen zijn ze namelijk The Wolfpack. Daarmee vertel ik je niks nieuws, want ze laten bij Deceuninck-QuickStep geen mogelijk onbenut om te melden dat ze The Wolfpack zijn.

De renners wolfpacken erop los op hun social media-accounts, net als het mediateam van de ploeg. Er is Wolfpack-merchandise. Er is heel veel Wolfpack-merchandise: een Wolfpack-stickervel, een Wolfpack-sleutelhanger, een Wolfpack-broodbak, een Wolfpack-pet, een Wolfpack-petje, een Wolfpack-pet met lederen patch (ja, er zijn drie soorten), een Wolfpack-telefoonhoesje, Wolfpack-koffie... Het houdt niet op!

Wolfpack. Wolfpack. Wolfpack. In interviews met renners van Deceuninck-Quickstep duurt het geen drie zinnen of dat woord komt alweer voorbij. Het zou me niet verbazen als ze na afloop een herstelshake op basis van wolvenmelk in de handen krijgen gedrukt van de verzorger. Is het weleens uitgezocht of renners van Lefevere bij volle maan nóg beter presteren dan ze normaal al doen?

Het is ook wonderbaarlijk hoe snel het gaat, de Wolfpackisering van een renner. Teken een contract bij Deceuninck-QuickStep en een week later kun je over niks ander meer lullen dan wolven. Reden ze niet af en toe heel hard op een fiets, dan had Netflix allang een documentaire over ze gemaakt als 'die rare sekte waar ze wolven aanbidden als hoogste levensvorm'.

In Nederland gaan we een beetje krampachtig om met echte wolven in de natuur, maar iets van dat gebrek aan wolvenenthousiasme hier zou ook wel lekker zijn bij de ploeg van Patrick Lefevere. Of zoals Ross Geller uit Friends het zou gebaren:

Ross Geller die Patrick Lefevere en de zijnen vraagt of het ietsje minder mag met het gewolfpack...