Column | Wie is de koning van het voorjaar, vroeg m'n vader mij: geen Mathieu de Machtige of Wout de Wonderbaarlijke, maar Dylan de Dekselse!

Onze redacteur op Koningsdag over de Koning van het voorjaar. Er was maar één conclusie mogelijk volgens hem: leve Koning Dylan de Dekselse I!

dylan van baarle
  • Afbeelding van Dylan van Baarle Dylan van Baarle

Vorsten krijgen vaak een bijvoeglijk naamwoord voor of achter hun naam geplakt, die iets zegt over hun karakter of uiterlijk. Zo kennen we in de geschiedenis onder andere Alfons de Kwijler, Hendrik de Impotente, Filips de Stoute en Lodewijk de Stamelaar. En als het wat positiever bedoeld is: Karel de Grote, Filips de Goede en Richard Leeuwenhart.

Wielrenners hebben ook vaak de meest schitterende bijnamen (bij mij staat De Bolderkar van Pamplona voor Miguel Indurains broer Prudencio erg hoog op de ranglijst der wielerbijnamen). Die twee zaken werden verbonden door een vraag die mijn vader me stelde op Tweede Paasdag, de dag na Parijs-Roubaix. Hij vroeg me, met L-B-L nog voor de boeg: wie is nu eigenlijk de Koning van het voorjaar?

De vraag viel me wat rauw op het dak omdat het antwoord in mijn ogen er één was dat ik niet verwacht had te geven. Geen Mathieu de Machtige of Wout de Wonderbaarlijke. Nee, Dylan de Dekselse was in mijn ogen het enige juiste antwoord op de vraag.

Tuurlijk, Mathieu van der Poels comeback na z'n rugblessure was straf; Wout van Aert reed als een koning rond tot hij werd geveld door dat virus met een kroontje op z'n hoofd. En dan was er ook nog ene Tadej Pogacar die in de Strade en Vlaanderen van zich deed spreken.

Maar toch hoefde ik er ook weer niet zo lang over na te denken toen mijn vader die vraag stelde. Na een ehmmm rolde al vrij vlot de naam van Dylan van Baarle over m'n lippen. Wie in Vlaanderen tweede wordt en daarna Parijs-Roubaix volledig naar z'n hand zet en daar de concurrentie op minuten rijdt, is wat mij betreft de onbetwiste koning.

Ik geef hem het predicaat deksels* mee omdat Dylan van Baarle een wat atypische wielrenner is die toch nog steeds wordt onderschat. Zelfs ná Parijs-Roubaix waren er nog mensen die zeiden dat Matej Mohoric de sterkste man in koers was. Z'n collega's prijzen 'm de hemel in, maar wielerkenners zetten z'n naam nooit naast die van de eerder genoemde Van der Poel en Van Aert.

Dat komt omdat hij misschien wat anders koerst dan die mannen. In Vlaanderen komt hij qua explosiviteit wat tekort, maar daarom is het juist extra knap dat hij die koers voor zichzelf heruitgevonden heeft en er al een paar jaar in slaagt als een dekselse Dylan op geheel eigen wijze in de finale terecht te komen. Hij beschikt niet alleen over een grote motor, maar ook over een groot stel koershersens.

In Parijs-Roubaix, een koers die hem intrinsiek veel beter ligt, gaf hij blijk van beide eigenschappen. De sterkste man in koers, die het ook nog eens heel slim aanpakte. Leve Koning Dylan de Dekselse I!

*Uiteraard ben ik voor de term deksels royalty's verschuldigd aan Evert ten Napel, de man die het woord deksels een nieuw leven in wist te blazen door in zijn commentaar zo ongeveer iedere spits zo te noemen.