Alpecin-Deceuninck was de laatste WorldTour-ploeg met een overwinning dit seizoen. Na twee ritzeges in de Tirreno-Adriatico van Jasper Philipsen was ook het eerste monument voor Alpecin-Deceuninck, dat Van der Poel op fenomenale wijze zag winnen. Manager Christoph Roodhooft vertelde tegen Het Nieuwsblad over het eerste monument van het jaar.

Daarbij ging het onder meer over de Tirreno-Adriatico, waarin Van der Poel niet geweldig in orde was. “Misschien was Mathieu niet zo goed als twee jaar geleden, maar toen was hij misschien wel te goed. Nee, ik wist dat hij in orde zou zijn voor Milaan-Sanremo”, klonk het na afloop.

Wat Roodhooft ook zeer tevreden stemde was de kracht van de ploeg. In aanloop naar de Poggio werd Van der Poel nog omringd door Quinten Hermans, Gianni Vermeersch, Søren Kragh Andersen en Jasper Philipsen. “We zijn als ploeg naar hier gekomen om er echt iets van te maken. Ik denk wel dat dat gelukt is. Mocht de aanval van Mathieu mislukt zijn, hadden we ook Kragh Andersen nog in stelling kunnen brengen.”

Poggio

Dat was niet nodig, want Van der Poel bleek beter dan zijn concurrenten Wout van Aert, Tadej Pogacar en Filippo Ganna. De Nederlander maakte het verschil op het einde van de Poggio. “Zes seconden werden acht seconden werden negen seconden… En toen hij beneden was, wist ik het zeker. Door die wind in de rug reed hij zestig per uur. De achtervolgers gingen geen tachtig per uur rijden.”

Met een geweldig gevoel gaat Alpecin-Deceuninck nu naar de rest van het voorjaar. “Kan Mathieu of een andere renner er nog iets aan toevoegen, des te beter. Maar voorlopig kan dit voorjaar al niet meer kapot.”