"Het wereldkampioenschap blijft een dag waarop alles goed moet vallen. Ik ben twee keer écht goed geweest. Vooral in Chambéry in 1989 en Stuttgart 1991 had ik hele goede benen. Het waren mooie kansen en ik heb echt aangevallen om wereldkampioen te worden. In 1987 reed ik de finale al en twee jaar later reed ik een ronde van tevoren weg. Er waren nog renners voorop en die gingen als motormuizen in mijn wiel zitten. Dat was een nadeel, want ik had op dat moment beter in mijn eentje kunnen rijden. Dan had ik meer kans gehad, denk ik."
"Op de laatste beklimming kwam een aantal kampioenen terug. Jongens als Laurent Fignon, Greg LeMond en Sean Kelly. In de afdaling probeerde ik nog snelheid te maken en een paar goede bochten te pakken op het natte wegdek. LeMond was echter attent. Die bleek gewoon te sterk dat jaar. Terwijl hij tijdens de koers liep te zeiken dat hij slechte benen had en wilde afstappen."
"Ik had samen met hem in de ploeg gezeten en had voor of tijdens de koers regelmatig contact met hem. Hij verraste ons. Ook met de keuze voor zijn versnelling. Normaal was Kelly heel rap, maar die kwam er niet aan te pas. Kelly had dezelfde versnelling als ik gestoken. We waren op dat moment ploeggenoten, maar het was al bekend dat ik weg zou gaan. In de finale hadden we geen afspraak en telden ploegbelangen niet."
Twijfel
"De tweede plaats in Stuttgart zit tegenwoordig meer in mijn hoofd dan vroeger. Als ik een lezing geef, dan gebruik ik vaak een filmpje van de finale van dat WK. Dan vertel ik dat lang twijfelen niet goed is. Tijdens de finale twijfelde ik te lang om het initiatief in de sprint te nemen. Ik had in mijn hoofd: ik ga de sprint aan op 250 meter van de meet. Maar dat heb ik niet gedaan. Gianni Bugno was me voor en vanuit derde positie moest ik eerst Miguel Indurain voorbij. Bijna pakte ik Bugno, maar hij bleef me voor. Die twijfel kwam voort uit nervositeit. Zo’n finale is een spanningsveld waarin ik de verkeerde beslissing nam."
"Zo'n WK-finale is een spanningsveld waarin ik in 1991 de verkeerde beslissing nam."
"Ik wil niet zeggen dat ik met zekerheid gewonnen had als ik de sprint eerder had ingezet, maar de kans was wel groter geweest. Maar goed, na Joop Zoetemelk is nog steeds geen Nederlander wereldkampioen geworden, terwijl we zo veel goede wielrenners hebben en hebben gehad. Er was altijd een bepaalde spanning wie er als kopman gekozen zou worden. Als de communicatie goed is, kun je prima met twee of drie kopmannen starten. In Stuttgart bleek ik de beste en deed Frans Maassen goed werk voor me. Andersom zou dat ook gebeurd zijn."
"Naast de genoemde wereldkampioenschappen staat die van 1986 in Colorado me nog goed bij. Daar gingen we twee weken van tevoren heen en belegden we een trainingskamp met de beste renners van Nederland. Dat was erg sfeervol. We hadden een prachtige tijd. Niet te vergelijken met andere kampioenschappen. Uiteindelijk ben je vooral met jezelf bezig, maar ik keek zeker op tegen iemand als Joop. Ik begon pas op achttienjarige leeftijd met wielrennen en volgde mijn eerste Tour de France toen ik op het land werkte. Dan stond de radio keihard aan en hoorde je Theo Koomen ratelen over Joop en Hennie Kuiper."
Dit verhaal met Steven Rooks verscheen in de WK-special van vorig jaar. Daarin spraken we ook met Jan Janssen, Johan van der Velde en Tom Leezer.
- Cor Vos