1) Probeer een beetje klein te rijden (zeker als je meerdere dagen in de bergen fietst)
In de bergen rijdt vrijwel iedereen met wat minder omwentelingen dan op het vlakke, maar houd dat verschil wel een beetje binnen de perken. Op de grote plaat raken je spieren veel vermoeider. Het is aanlokkelijk om in Santiago Botero-modus (of Mohoric-modus in de afgelopen Tour) naar boven te stampen, maar daar krijg je later op de dag of anders wel later in de week spijt van.
2) Hou ook rekening met dat klein rijden in cassettekeuze
Voel je niet te groot om een andere casette te monteren dan degene die je in Nederland gebruikt als je naar de bergen trekt. Kan ook wel 's fijn zijn als je niet volle bak wil zwoegen op zo'n klim - de luxe dat je nog even terug kunt schakelen, heerlijk!
3) Klein rijden, maar grote bidons
In de bergen kan het lekker warm zijn op de cols en dus moet je heeeel veel drinken. Het is niet fijn om bij iedere bocht te speuren of er misschien ook een waterbron is. Bovendien zit je misschien net lekker in je ritme en wil je lekker doorklimmen.
750 milliliterbidons gaan uiteraard op den duur ook leeg, maar er zit toch echt meer in dan 500 milliliterbidons (250 milliliter per bidon om precies te zijn - we dingen hier op de redactie mee naar de Nobelprijs voor de wiskunde).
4) Geef je over aan gelletjes, eet op de top iets vasts
Gelletjes vinden veel mensen smerig (geef over is niet voor niks gekozen in het kopje hierboven) of iets voor profs, maar als je op een lange klim wat moet/wil eten is het wel ideaal. Een mueslireep of ontbijtkoekje naar binnen stouwen is echt niet te doen als je bergop aan het fietsen bent.
Boven op de berg eet je dan wel weer iets dat echt als eten voelt. Als je tocht er bijna opzit, kun je je tegoed doen aan van alles lekkers dat de mogelijke horeca op de top biedt; als je aan een lange tocht bezig bent, is het een handige manier om niet vergeten te eten. Top = eten.
5) Hou jezelf voor de gek (maar begin niet te hard)
Dat klinkt een beetje stom, maar dit soort mentale dingetjes helpt echt. Als je bij een klim van 13 kilometer na 1 kilometer denkt 'pffff, dit was pas één kilometer?!' dan wordt het niks. Beter deel je 'm op in vier kwarten ofzo en werk je daar steeds naartoe. Je bent boven voor je het weet - nou ja... heel erg bij wijze van spreken dan.
Je met dat soort trucjes mentaal voor de gek houden is prima, jezelf voor de gek houden met een te hoog tempo in het begin van de klim is dat niet. Als je na een kilometer van een lange klim al hijgend en steunend in de rondte rijdt, ben je te hard van start gegaan. Bewaar het hijgen en steunen voor de laatste kilometer(s). Het geeft echt moraal als je nog kunt versnellen op het eind!
6) Wil je zo hard mogelijk? Geef juist gas op de 'vlakkere' stukken van de klim
Als je kapot zit is het verlokkelijk om op de wat minder steile stukken van de klim even bij proberen te komen, maar als je echt voor een Strava-toptijd gaat, dan zijn dit juist de stukken waarop je jezelf juist even op de flikker moet geven en een paar tanden bij te schakelen. Mentaal moeilijk, maar het is nog veel erger als bij thuiskomst blijkt dat je net een paar seconden langzamer bent dan die vriend die je juist wilde kloppen...
7) Vergeet niet om je heen te koekeloeren!
De allerbelangrijkste! Tuurlijk, het is misschien hartstikke zwaar en soms wil je ook zo hard mogelijk een col op jakkeren om op Strava die ene collega of fietsmaat te snel af te zijn, maar de bergen kunnen zo mooi zijn. Dus ogen niet alleen op z'n Froomes op de metertjes! En het heeft ook nog echt nut, want zo'n prachtige omgeving brengt je vanzelf in de juist klimflow.
- iStock